In beschaafde landen worden oudere mensen gewaardeerd om hun kennis en wijsheid. Ronald Reagan en Nelson Mandela haperden ook, waarom werd Ivo Opstelten dan zo verguisd?
Er gebeuren vreemde dingen in het hoofd van eenieder die ouder wordt. Je komt iemand bij de koffieautomaat tegen, je weet zeker dat je hem kent, je hebt onlangs zelfs een paar woorden met hem gewisseld, je weet dat hij net vader is, maar hoe heet hij ook alweer?
In gezelschap waar je vroeger koning was – zo veel slimmer waande je je, zo veel snediger waren je opmerkingen – word je voorzichtig. Je durft minder vanuit de heup te schieten.
Alom vind je een bevestiging van je recent verworven onzekerheid. Waar vroeger elke suggestie in een vergadering werd verwelkomd, worden je briljante ideeën nu afgewimpeld, en de twijfel slaat toe. Waren die ideeën vroeger misschien ook niet zo goed als je dacht?
Dubbel
Mensen die ouder worden, worden onzekerder. Dat is niet makkelijk in een samenleving die jeugd op een voetstuk plaatst.
In dat opzicht is onze maatschappij dubbel. We bewonderen iemand als wijlen Nelson Mandela, die tot op zeer hoge leeftijd respect kreeg als vader des vaderlands.
We constateren geamuseerd dat in een land waaraan we ons graag spiegelen, Amerika, een 70-jarige president kon worden en dat tot zijn 78ste kon blijven, hoewel hij weleens in slaap viel bij een kabinetsvergadering en daar zelf de spot mee dreef. (‘In geval van nood mogen jullie mij altijd wakker maken, zelfs tijdens een kabinetsvergadering,’ zei Ronald Reagan eens.)
Maar zodra minister Ivo Opstelten een beetje lijkt te weifelen – in de affaire van het zoekgeraakte en vervolgens weer gevonden ‘bonnetje’– zitten we handenwrijvend voor de buis en vinden dat deze bejaarde uit zijn lijden moet worden verlost. Al weifelde hij niet veel meer dan toen hij on top of the world was – de man maakt zijn leven lang al omtrekkende bewegingen. Als fractievoorzitters uit de Eerste Kamer in het nieuws komen, heten ze bijna zonder uitzondering mastodonten en dinosauriërs of drukt de krant een cartoon over mummies in de senaat af.
Wijs
Nederland wil dat mensen van boven de 60 en zelfs boven de 65 blijven werken. Dat is heel verstandig, want 60-plussers en 65-plussers hebben bijzondere kwaliteiten. Ze hebben gedurende hun leven veel boeken, weekbladen en kranten gelezen en weten dus meer. Ze hebben ellende meegemaakt, zijn daar bovenop gekomen en dus wijs.
Ze zijn ook niet zo bang om tegendraads te zijn, bijvoorbeeld om te zeggen dat iemand uit zijn nek kletst wanneer hij uit zijn nek kletst. Ze hoeven immers niet meer aan hun carrière te denken. En ze hebben alle tijd om ook ’s avonds en in de weekeinden een keertje door te halen, want ze hoeven hun kinderen niet meer te verschonen en voor te lezen.
Maar oudere mensen (die zich overigens allesbehalve ouder voelen, in hen zit nog steeds dat haantje de voorste) worden tot een andere categorie gerekend. In beschaafde landen worden ze gewaardeerd om hun kennis en wijsheid. Is het niet heel nastrevenswaardig om Nederland met al die steeds ouder wordende burgers, werknemers en politici ook zo beschaafd te laten worden?
In dat opzicht kunnen we ons, zoals wel vaker, aan Amerika optrekken. Daar werken mensen alom door na hun 65ste, en hun omgeving stelt dat zichtbaar op prijs. Winkelbedienden mogen ouder zijn, nieuwslezers en staatslieden idem. Dat komt doordat in de Verenigde Staten prestaties nog zwaarder wegen dan leeftijd.