Koeien vaker in de wei? Goed voor onze zielerust

'Remko de Waal'

Goed dat staatssecretaris Dijksma de weidegang van de koe wil bevorderen. Voor het dier maakt het misschien weinig uit, maar wat zouden wij zonder koeien in de wei moeten?

Een koe in de wei maakt meer mensen blij dan een koe die het hele jaar door op stal staat. Deze waarheid als een koe zou weinig betekenen, mocht vaststaan dat de koe zelf inderdaad veel beter gedijt in een verwarmde overdekte ruimte waar zij zelf niets hoeft te doen voor haar natje en droogje.

Maar zo duidelijk ligt het niet. Voor het welzijn van de koe schijnt het weinig uit te maken of ze de helft van het jaar huist op een sappige weide dan wel permanent in een comfortabele ligbox.

Stal

De kwestie speelt, nu wordt betreurd dat er de afgelopen decennia steeds meer dieren zijn die nooit een weide zien. Je zou het ook aan de koe zelf kunnen overlaten welke situatie zij verkiest door de staldeuren open te zetten, zoals hier en daar gebeurt.

Het besluit van staatssecretaris van Landbouw Sharon Dijksma (PvdA) om de weidegang van de koe te bevorderen, valt toe te juichen. Zij wil in 2020 weer 80 procent van de Nederlandse koeien in de wei hebben. Nu is dat 70 procent.

Uiers

Naast melk, boter, kaas en biefstuk schenken koeien, verspreid door het landschap, ons ogentroost en zielerust. En zelfs een soort klok.

Want hoe zouden wij weten dat het lente is, zonder de aanblik van dartel huppelende koeien, de uiers volbeladen, die vrolijk de wei instormen wanneer de winter eindelijk voorbij is?

Elsevier nummer 21, 23 mei 2015