Vreemd dat ongelovige burgers moeten meebetalen aan organisaties die hun bestaansrecht ontlenen aan hun christelijke identiteit. Het zou beter zijn als het Leger des Heils zijn zegenrijke arbeid verrichten zonder bijstand en legitimering van een seculiere staat.
Anderhalve eeuw geleden werd de basis gelegd voor een befaamde christelijke organisatie. Op 2 juli 1865 richtte de Britse evangelist William Booth de Christian Revival Society op, een kerkgenootschap dat later Salvation Army zou gaan heten.
Dit Leger des Heils draagt tot op de dag vandaag het evangelie uit in woord en daad. Het probeert mensen te bekeren tot het christendom en verleent tegelijkertijd hulp aan de hulpelozen, zoals verslaafden en zwervers. Kenmerkend is de militaire leest waarop de organisatie is geschoeid. Booth hield van hiërarchie en werd zelf de eerste generaal van het Leger.
Met het praktiseren van naastenliefde heeft het Leger des Heils een goede reputatie opgebouwd. Het heeft ook een bijdrage geleverd aan de emancipatie in christelijke kring. Vrouwen kregen dezelfde kansen om te preken en officier te worden. Het boegbeeld van het Leger in Nederland was lange tijd een vrouw, Alida Bosshardt, vaak slechts aangeduid als ‘de majoor’.
Zeker niet alle Nederlanders weten dat zij zelf grotendeels de hulpverlening van het Leger bekostigen. Ruim 80 procent van het maatschappelijk werk wordt gefinancierd met subsidies.
Leemte
Eind vorige maand richtte de Volkskrant in een omvangrijk artikel op de voorpagina ineens de aandacht op dit christelijke werk op gemeenschapskosten. Het dagblad stelde vast dat het Leger des Heils steeds meer zorg op zich neemt voor kwetsbare groepen.
Dit heeft te maken met bezuinigingen bij de reguliere gezondheidszorg, wat een leemte creëert die andere organisaties kunnen vullen. Het lijkt mooi dat potentiële problemen op deze manier kunnen worden bestreden.
Deze oplossing past ogenschijnlijk ook goed bij de, door het kabinet toegejuichte, ontwikkeling van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij.
Maar er doen zich principiële en praktische moeilijkheden voor. De kern van het probleem is dat publieke taken worden verricht door verstatelijkte particuliere organisaties met een religieuze identiteit. Dit vereist misschien enige uitleg.
Het particulier initiatief is in christelijke kringen al lang sterk ontwikkeld. Het is een deugd van gelovigen dat zij zich in allerlei organisaties hebben verenigd om hun idealen uit te dragen en anderen te helpen.
Maar dit vitale maatschappelijke middenveld is in hoge mate verstatelijkt geraakt. Vroeger werden missie en zending bijvoorbeeld gefinancierd door kerkgangers, tegenwoordig bestaan er zogeheten medefinancieringsorganisaties als Cordaid en ICCO die met overheidssubsidies op de been worden gehouden. Het oude stelsel van verzuiling blijft bestaan dankzij de belastingbetaler.
Hier wringt iets. Of de religieuze organisaties doen levensbeschouwelijk neutraal hun werk. De vraag is dan waaraan zij hun bestaansrecht ontlenen. Of die organisaties profileren zich wel overeenkomstig hun confessionele uitgangspunten. Dan is de vraag waarom ongelovige burgers hieraan moeten meebetalen.
Zo hebben christelijke verenigingen alle recht om op grond van de Bijbel homoseksualiteit af te wijzen. Maar liever niet op de kosten van een samenleving die hecht aan het principe van gelijke rechten.
Herkerstening
Dat dit geen louter theoretisch probleem is, bleek tien jaar geleden. Het Leger des Heils weigerde toen twee moslima’s in dienst te nemen in het kader van een project voor de emancipatie van allochtone vrouwen.
Hierdoor ontstond een conflict met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat het onjuist vond dat overheidssubsidie werd gebruikt om christelijke vrouwen voor te trekken.
In de Volkskrant waarschuwde de Utrechtse hoogleraar Margo Trappenburg al voor een herkerstening van de samenleving als de overheid meer taken zou overlaten aan organisaties als het Leger des Heils.
De reactie is dan altijd dat er een scheiding is aangebracht tussen het maatschappelijke werk en de kerkelijke activiteiten van het Leger. Toch maakt het alleen gevoelsmatig al uit of je in je geestelijke nood wordt bijgestaan door een overheidsdienaar of door een christen-soldaat.
Het is prachtig wat de volgelingen van William Booth al 150 jaar doen. En zij moeten zeker de gelegenheid krijgen om te streven naar (her)kerstening van de maatschappij. Maar het is beter dat zij hun zegenrijke arbeid verrichten zonder bijstand en legitimering van een seculiere staat.
Elsevier nummer 33, 15 augustus 2015