Voorstellen om de integratie meteen bij aanmelding in Nederland ter hand te nemen, kunnen nog zo logisch en humaan lijken, maar ze zorgen ook voor ondermijning van het toch al uiterst minimale afschrikbeleid.
Met de Europese maatregelen om de asielvloed in te perken, wil het niet erg vlotten. Maar een lidstaat van de Europese Unie zoals Nederland heeft ook eigen mogelijkheden om de toestroom te beperken, zoals het controleren van de grenzen of het optrekken van hekken, dan wel het voorspiegelen van onaantrekkelijke vooruitzichten aan potentiële asielvragers.
Nederland stelt zich wat deze opties betreft terughoudend op. Er wordt bij de grens wat extra gelet op al te opzichtige mensensmokkel, maar veel effect heeft dat niet. Van afschrikwekkend bedoelde maatregelen uit de koker van regeringspartij VVD – minder bijstand voor asielzoekers, in natura bovendien – lijkt weinig terecht te komen, dan wel lijken ze weinig afschrikwekkend te zijn. Vorig jaar werd met bijna 59.000 asielaanvragen al een nationaal immigratierecord gevestigd. Dit jaar verwachten kabinetsadviseurs er bijna 94.000 – al houdt het kabinet om politieke redenen en tegen beter weten in vast aan een prognose van 58.000 asielaanvragen.
Doodzonde
In de Tweede Kamer regent het intussen initiatieven – van partijen als D66, SP en ChristenUnie – die, bedoeld of onbedoeld, juist een tegengesteld effect zullen hebben. In het kielzog van organisaties als VluchtelingenWerk ijveren deze partijen ervoor voortvarend te beginnen met de integratie van asielzoekers nog voordat ze als vluchteling zijn erkend of zelfs nog voordat hun asielaanvraag in behandeling is genomen. Dergelijke initiatieven gaan ook gepaard met voorstellen om asielzoekers en hun kinderen in kleine opvanglocaties over het land te verspreiden: zowel om de weerstand bij de bevolking te verminderen als om de integratie zo snel mogelijk ter hand te nemen.
Dat klinkt sympathiek: snelle integratie van asielzoekers, meteen na binnenkomst in het land. Als asielzoekers uiteindelijk een verblijfsvergunning als vluchteling krijgen, is het achteraf bekeken ook doodzonde dat ze hun wachttijd niet nuttiger konden gebruiken: met leren en werken.
Maar het probleem is dat lang niet alle asielzoekers zullen mogen blijven. De Nederlandse instroom bestond de laatste maanden voor een groot deel uit Syriërs en Eritreeërs die vermoedelijk een verblijfsvergunning krijgen. Maar Europees Commissaris Frans Timmermans zegt dat wat er nu de Europese Unie binnenkomt voor zo’n 60 procent bestaat uit mensen die vermoedelijk geen recht hebben op asiel en juist zo snel mogelijk moeten worden teruggestuurd.
Afschrikbeleid
Nederland moet bovendien inspelen op andere EU-landen. Als die strenger worden, zowel aan de grens als bij de opvang, is de kans groot dat de toestroom naar Nederland groter wordt en al helemaal als de opvang hier – mede door de mogelijkheid om snel te leren en te werken – aantrekkelijker wordt. De mate waarin Nederland een magneet voor asielzoekers is, wordt in belangrijke mate bepaald door de mate waarin andere landen aantrekkelijk of onaantrekkelijk zijn.
Bovendien wijst de ervaring uit dat iedere asielzoeker die geen recht heeft om in Nederland te blijven vervolgens toch een goede kans heeft om te blijven als hij of zij – of hun kinderen – prat kan gaan op ‘worteling’ in Nederland. Voorstellen om de integratie meteen bij aanmelding in Nederland ter hand te nemen, kunnen daarom nog zo logisch en humaan lijken, maar ze zorgen ook voor ondermijning van het toch al uiterst minimale afschrikbeleid.
Daarom moet, hoe onlogisch en hoe onsympathiek het ook lijkt – op straffe van een nog massalere toestroom – een voortijdige integratie van asielzoekers in Nederland worden afgewezen. Wie (potentieel) mag blijven, moet zo snel mogelijk door de procedure en bij een recht op verblijf zo snel mogelijk de taal leren, aan het werk of studeren. Wie kansloos is, moet zo snel mogelijk terug – en al helemaal niet integreren.
Elsevier nummer 4, 30 januari 2016