De Olympische spelen breken een gesloten land open. In 2008 geldt dat voor China, tachtig jaar geleden gold het ook voor Nederland.
Het was de zomer dat gewone Nederlanders voor het eerst Coca-Cola proefden, voor het eerst een neger, zoals het toen werd genoemd, zagen en voor het eerst in de file stonden. De Olympische Zomer van 1928 maakte zo van Nederland – tot dan een behoudend buitenbeentje – een moderner land. Na 1928 had de wereld voor Nederland minder geheimen.
De Olympische Spelen van 1928 zouden ‘een groot moment in het leven van ons volk’ worden, volgens De Telegraaf . En groots werden ze, die enige keer dat Nederland ’s werelds belangrijkste sportevenement mocht organiseren. Bij de openingsceremonie in het fonkelnieuwe Olympisch Stadion in Amsterdam juichten 31.000 toeschouwers de voorbijparaderende atleten toe. Net op tijd voor het landendefilé brak een waterig zonnetje door.
Op de tribunes zag sportjournalist Leo Lauer ‘mensch-gewriemel’ en hoorde hij ‘uitpuffend praat-gegons’. Op het veld zag hij ‘Egyptenaren. Zoo van sigarettendoosjes afgeloopen, met hun fez’, ‘Schotten met de doezelzakken onder den arm’, ‘Iersche dwergjes’, ‘eenige chocolademannen. Betulband!’. ‘En dan, dan nadert Amerika. Met Holland de grootste ploeg! Machtig!’ De hele wereld marcheerde langs.
Dan te bedenken dat de Spelen bijna niet doorgingen omdat de Tweede Kamer er niet over piekerde om het sportfestijn met 1 miljoen gulden (nu circa 6,6 miljoen euro) te subsidiëren. Katholieken, socialisten en vooral de protestanten in het parlement vonden de Spelen niet gepast (zie ‘Cultus van de lichaamsreligie’ op pagina 24). Maar Nederlanders lieten zich de olympiade niet ontnemen door de rechtzinnige dominees in het parlement. Sportclubs collecteerden, kranten zamelden in, Amsterdamse winkeliers schonken 5 procent van een zaterdagomzet, kinderen keerden hun spaarpotten om. En zo kwam er zelfs meer geld op tafel dan het benodigde ‘sportmiljoen’. Een half miljoen gulden meer, om precies te zijn.
De Spelen van Amsterdam gingen door. Ze zouden, zoals vaker in de geschiedenis van de Spelen, bijdragen aan het openbreken van het oganiserende land. In 1928 was dat Nederland. Het wat naar binnen gekeerde domineesland, in een uithoek van Europa, veranderde in de jaren twintig van de vorige eeuw in een modernere natie met een naar buiten gerichte blik. En de Spelen? ‘Die fungeerden daarbij als katalysator,’ zegt hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam Piet de Rooij. Niet eerder maakten zoveel Nederlanders op zo grote schaal persoonlijk kennis met de wereld en vice versa.
Natuurlijk, Nederland was tot die roaring twenties niet volslagen achterlijk. Integendeel. Nederlandse wetenschappers sleepten tussen 1901 en 1930 liefst acht Nobelprijzen in de wacht. In dezelfde periode maakten ondernemers als Henri Detering, Anton Jurgens en Gerard Philips van respectievelijk Koninklijke Olie, Unilever en Philips ondernemingen die tot de top van het mondiale bedrijfsleven doordrongen. De in 1917 opgerichtte kunstbeweging De Stijl, met leden als Piet Mondriaan, gooide internationaal hoge ogen.
Toekijken
Maar buiten de wetenschap, de top van het bedrijfsleven en de kunsten was de mondialisering nog ver te zoeken. In tegenstelling tot de elite merkten gewone Nederlanders tot de jaren twintig weinig van de wereld buiten Nederland. Er was geen tv, ze gingen niet met vakantie, hadden nog geen geld voor zoiets als de bioscoop. Ook de Nederlandse politiek bemoeide zich liever niet met andere staten. Terwijl zowat heel Europa de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) in marcheerde, bleef Nederland neutraal. Nederlandse soldaten keken vanuit Limburg toe hoe Duitsers België binnenvielen.
Amsterdam kon moeilijk een wereldstad worden genoemd. Het viel in het niet bij steden als Wenen, Parijs, Londen en Berlijn. ‘Voor buitenlanders was Amsterdam eigenlijk alleen aardig vanwege de grachtjes,’ zegt De Rooij. ‘Je waande je er in een schilderij van Rembrandt.’ Zelfs de zo internationaal ingestelde socialisten – ‘Arbeiders aller landen, vereenigt u’ – hadden het, als het zo uitkwam, niet zo op het buitenland. Toen Chinese zeelieden in de zomer van 1911 Nederlandse arbeiders vervingen, vroeg één vak-bond zich serieus af of Chinezen wel mensen waren.
‘Hockey is een mooie metafoor voor de naar binnen gekeerde blik,’ zegt de aan het Olympisch Stadion in Amsterdam verbonden sporthistoricus Jurryt van de Vooren. ‘Nederlandse hockeyers hadden eigen spelregels. Anders dan de hockeynaties in de rest van de wereld mochten ze de bal met de voet stoppen, waren hun sticks aan twee kanten plat en speelden ze niet met een harde witte bal, maar met de grotere, zachtere scheurleerbal. De noodzaak om zich aan te passen was er niet, ze hockeyden alleen in eigen land.’Nederland was een buitenbeentje.
‘Hersenloze ontspanning’
In de jaren voor de Olympische Spelen sijpelde de moderne buitenwereld Nederland binnen. Zo introduceerden muziekscholen jazz en groeide de jazzmuziek zelfs even uit tot een rage. Het was weer eens wat anders dan die eeuwige salonorkestjes. Bovendien wilden Nederlanders dansbare muziek. Ook al heette dat dan ‘hersenloze ontspanning’. En ook al verklaarden de gezamenlijke pastoors in Utrecht dat waar gedanst wordt, mannen worden bedwelmd en vrouwen hun ondergang vinden. ‘Men kan niet op aarde dansen en eens in de hemel de vreugde smaken.’
Ook in de mode deden voorzichtig buitenlandse invloeden hun intrede. Het hemdjurkje van Coco Chanel – zonder mouwen en de enkels vrij – vond in Nederland navolging, en niet alleen bij de elite. Ook ‘meisjes uit den arbeidenden stand’ droegen het voor die tijd zeer blote jurkje.
Wat het eten betreft maakte Nederland in de jaren twintig voor het eerst kennis met ‘exotisch’ voedsel als Belgische frites, en vanaf 1926 reden in Breda en Utrecht de eerste Italiaanse ijskarretjes rond. Het straatbeeld werd sowieso gemêleerder. Vanuit de havensteden Amsterdam en Rotterdam verspreidden ‘pindachinezen’ zich om pindakoekjes te venten. In de Limburgse mijnen werkten duizenden gastarbeiders uit Polen, Slovenië, Italië en Duitsland. In heel het land gingen enkele tienduizenden Oostenrijkse en Duitse dienstbodes aan de slag.
Het economische hoogtij na de wereldoorlog versoepelde de kennismaking met het buitenland. Nederland kende enorme loonsverhogingen en slechts 74.000 Nederlanders stonden ingeschreven als werkloos; nu is dat verhoudingsgewijs tweeënhalf keer zoveel. Bovendien was in 1919 de achturige werkdag ingevoerd. Nederlanders hadden dus geld én tijd over voor een krantenabonnement en de dagbladen stonden van oudsher vol met buitenlands nieuws.
Kennismaking
Zo kon een steeds grotere groep Nederlanders kennismaken met vreemde nieuwe verschijnselen als communisme en fascisme. Dat laatste had overigens nog niet de negatieve klank van nu. Lezers van het Algemeen Handelsblad vonden de fascistische dictator Benito Mussolini in Italië zelfs de op één na grootste figuur van hun tijd, net na de Amerikaanse uitvinder Thomas Edison.
Meer geld betekende ook dat Nederlanders zich gaandeweg zoiets moderns konden veroorloven als iets kopen wat je niet nodig hebt. ‘Winkelen in de Bijenkorf… dat is de moderne tijd’ liet een advertentie in 1933 weten. En er waren veel nieuwe producten te koop: ijskasten, radio’s, telefoons, stofzuigers. Bovendien kon een groeiend aantal Nederlanders naar de bioscoop en daar kennismaken met de buitenlandse cinema.
Toen de Joods-Poolse immigrant Abraham Tuschinski in 1921 in Amsterdam zijn Tuschinski-theater opende, sprak hij dan ook niet van een filmhuis, maar van een ‘wereldtheaterpaleis’. Een paleis dat volgens de advertenties in die dagen ‘de smaak van den meest veeleischende werelstadmensch volkomen zal bevredigen’.
Maar voor de meeste gewone Nederlanders was de olympische zomer van 1928 zonder meer de opwindendste kennismaking met de moderne wereld. ‘Bij de openingsceremonie van de Spelen op 28 juli liep de hele wereld door de poort van het gloednieuwe Olympisch Stadion,’ zegt sporthistoricus Van de Vooren. De vips op de tribune met hun kleurige uniformen, hun rinkelende sabels en hun steken, helmen of glanzend hoge hoegen zagen volgens journalist Leo Lauer op de perstribune ‘een aardig tintenspel’. Vijfenveertig nationaliteiten paradeerden over de sintelbaan langs het Nederlandse publiek.
Het hadden er 46 moeten zijn, maar de Fransen ontbraken in het defilé. Een dag eerder had een suppoost de Franse equipe tegengehouden die in het stadion wilde oefenen. Daarbij had hij nota bene de secretaris-generaal van de Franse atletiekfederatie een vuistslag verkocht. Toen de Fransen dezelfde suppoost bij de openingsceremonie voor de poort zagen staan, hielden ze de plechtigheid voor gezien. Journalist Paul Arnoldussen verhaalt er smakelijk over in het recent opnieuw verschenen boek Amsterdam 1928. De Spelen in Nederland .
Niet koningin Wilhelmina maar prins Hendrik verrichtte de opening, vanuit de koninklijke loge en in admiraalsuniform. De Koningin was boos naar Noorwegen vertrokken omdat niet met haar was overlegd over de openingsdatum.
Er is bijna niemand meer in leven die de opening meemaakte. De laatste levende Nederlandse atleet die in 1928 meedeed, zwemster Marie Vierdag, stierf drie jaar geleden op 99-jarige leeftijd. Van het publiek op de tribune is één iemand bekend die nog steeds leeft. ‘Maar die wil er niet over praten,’ zegt Van de Vooren.
Gelukkig zijn er nog de foto’s, zoals recent verzameld in het boek De Olympische Spelen Amsterdam 1928 van sportschrijver Bert Hiddema, en de sportverslagen van toen die vertellen hoe de stem van de prins schalde door de Philips-luidsprekers op de Marathontoren, hoe de kanonnen bulderden, duizenden witte duiven werden losgelaten en hoe, vermoedelijk een medewerker van het gasbedrijf, de olympische vlam ontstak in de vuurschaal op de Marathontoren. Het was voor het eerst. ‘De schaal was een heidens symbool,’ zegt Van de Vooren. ‘Waarschijnlijk een idee van de architect van het stadion, Jan Wils. Na alle kritiek op de Spelen moet hij hebben gedacht: “Als jullie het een heidens feest noemen, zullen jullie een heidens feest krijgen.”’
‘Naaktfietsen’
Al voordat de Spelen begonnen, was Nederland een beetje opengebroken. Voor de sport moesten regeltjes wijken. Zo hief de burgemeester van Amsterdam het boksverbod op zodat de olympische boksers in het gebouw voor de krachtsport konden vechten. Rotterdammer Bep ( the Dutch Windmill ) van Klaveren won er goud in het vedergewicht.
Voor het wielrennen op de weg was meer nodig. Officieel moest elke fiets een belastingplaatje hebben en wedstrijden op de weg waren zelfs verboden. Levensgevaarlijk. Bovendien waren er nogal wat burgemeesters tegen de blote benen van de renners. ‘Naaktfietsen’ heette dat. Het kwam voor dat veldwachters hun sabel tussen de spaken staken om de renners aan te houden. Dat mocht natuurlijk niet gebeuren met olympische renners die geen belastingplaatje hadden of met z’n tweeën naast elkaar fietsten.
Hoe volgden de Nederlanders de plotselinge internationalisering dankzij de sport? Wegens een ruzie tussen de organisatie en de filmfabrikanten toonden de bioscopen geen beelden van de Spelen en heel Nederland telde nog maar honderdduizend radio’s. Dus waren de meeste Nederlanders afhankelijk van kranten. Die pakten groot uit, met veel speciale edities.
Dan was het nog mogelijk zelf naar de evenementen te gaan om de ‘wereldcracks’ in actie te zien. Liefst 665.599 toegangsbewijzen werden verkocht, voor het overgrote deel aan Nederlanders. De elektrificatie van het spoor bij Amsterdam was net op tijd voor de Spelen afgerond en dus konden Nederlanders uit het hele land naar het Centraal Station treinen. Boven de perrons hingen voor het eerst elektrische klokken. Zeker 20 procent meer mensen arriveerden op Amsterdam Centraal dan normaal volgens de Nederlandse Spoorwegen. Die probeerden in een wervend programmaboekje zoveel mogelijk mensen uit de ‘afgelegen deelen des lands’ over te halen om ‘eene ontdekkingsreis’ te maken naar wat nu de Randstad heet. ‘Tien tegen één dat zij daarvan geen berouw zullen hebben.’
Het aantal auto’s viel een beetje tegen. De organisatie had gezorgd voor 3.500 parkeerplaatsen. Opdat ook buitenlanders de parkeerterreinen konden vinden, werden ze met een voor de gelegenheid ontworpen verkeersbord aangegeven: een blauw bord met een witte P. Maar het aantal auto’s op een dag bedroeg gemiddeld niet meer dan zevenhonderd. Wel zouden de Spelen – volgens de website sportgeschiedenis.nl – hebben gezorgd voor de allereerste autofile in het land: op 9 augustus 1928, en wel vanwege de olympische paardenrace in Hilversum. Nederlanders hoefden niet in alle gevallen naar Amsterdam af te reizen. Ook een deel van de vijfkamp speelde zich af in Hilversum (en in Amersfoort), op de weg Amsterdam-Scheveningen werd gefietst, op de ringvaart bij Sloten geroeid en er werd gezeild op de Zuiderzee (nu IJsselmeer).
Beste beentje
De wedstrijden werden drukbezocht. Vooral als Nederland meedeed. Vanaf de tribunes klonk de kreet ‘H-o-l-l-a-n-d, Holland spreekt een woordje mee’ en het olympiadelied: ‘Hup, hup, hup olympiaaaade, jongens zet je beste beentje voor’. Maar ook buitenlandse helden werden toegejuicht, zoals de Amerikaanse zwemmer Johnny Weismuller, die later Tarzan zou spelen. Het verhaal wil dat hij tijdens de 100 meter vrije slag bijna verdronk. Bij het keerpunt kreeg hij water binnen, naar adem happend zakte hij naar de bodem, maar hij kwam boven en wist zelfs te winnen.
Ook de Australische roeier Bob Pearce maakte zich geliefd. Tijdens zijn wedstrijd hield hij in om een eendenfamilie te laten oversteken. Hij won alsnog met een straatlengte voorsprong.
De meeste toeschouwers kwamen af op het olympisch hockey- en voetbaltoernooi, dat voor de officiële opening plaatshad. Bij de finale Nederland-Brits-Indië kwamen 31.000 mensen kijken – nog steeds een record voor een hockeywedstrijd in Nederland. De Nederlanders verloren met 0-3.
Verreweg het populairst was de voetbalwedstrijd Nederland-Uruguay. Al een dag vóór de verkoop stonden tienduizenden in Amsterdam in de rij. Toen bleek dat er geen kaarten meer waren, braken rellen uit. De politie te paard moest er met getrokken sabel op af.
Wie geen kaartje had, probeerde buiten het Olympisch Stadion te luisteren hoe het Nederland verging. Bij de kantoren van de dagbladen verzamelden zich duizenden andere supporters. Verslaggevers belden het verloop van de ‘match’ door aan de redacties. Bij De Telegraaf bracht een copyloper de tekst naar een omroeper die het nieuws aan de menigte voorlas met een microfoon. Het zou er ‘zwart van de menschen’ hebben gezien, schreef De Telegraaf . Nederland verloor met 0-2.
Voor de Nederlandse sporters liep de confrontatie met het buitenland vaak uit op een pijnlijke confrontatie met de werkelijkheid. Een in gewone kleren geklede ‘wereldcrack’ vroeg volgens Van de Vooren eens aan trainende Nederlandse speerwerpers wat het nationaal record was. Zonder zijn jasje uit te doen, gooide de man achteloos 10 meter verder. Toch won Nederland nog een recordaantal van 23 medailles op zijn eigen Spelen: vijf bronzen, tien zilveren en vijf gouden.
De kennismaking van Nederland met de wereld bleef niet beperkt tot de stadions. In de Amsterdamse schouwburg was een ‘Weensche’ Revue te zien. ‘Een uitstalling van vrouwelijk naakt,’ schreef een recensent. Voor het eerst proefden Nederlanders Coca-Cola, dat debuteerde als sponsor van de Spelen. ‘Op straat hing een internationale sfeer,’ schrijft Arnoldussen in Amsterdam 1928 . Exotische figuren bevolkten de met vlaggen en lampjes versierde stad. ‘Dat veel van die buitenlanders blootshoofds rondslenterden was al weinig alledaags, maar een ‘neger’ in een wijnrood jasje kon je eigenlijk alleen tijdens de Spelen tegenkomen.’ De Nederlanders vonden al die vreemdelingen zo interessant dat ze hen volgens De Telegraaf gingen imiteren. ‘Menschen die Amerikaansch of Fransch doen, maar die men spoedig herkent als doodgewone Hollanders.’
Met stokjes
Om ook de krantenlezer te informeren over de buitenlandse invasie, gingen verslaggevers langs bij de verschillende equipes. In de gangen van het Italiaanse schip Solunta rook het volgens het Handelsblad naar kruiden, uien en tomaten. ‘Ergens produceert een gebarsten grammophoontje melodieën van Puccini en Mascagni.’ De Britten zouden het Lloyd Hotel in Amsterdam hebben omgetoverd tot een ‘club uit de omstreken van Piccadilly’.
De Japanners in Het Wapen van Amsterdam in Zaandam aten met stokjes en strooiden tot verbazing van de hotelkok suiker over de kip en osselapjes. In het Maison de France in Amsterdam hing een ‘noodend parfum van pommes frites en entrecôte’.
De Amerikanen, op een eigen schip in de haven, hadden het meest bekijks. Bij de aankomst op 20 juli stonden er al honderden Nederlanders op de kade. Tijdens een receptie aan boord stonden bezoekers versteld: het schip bevatte een eigen zwembassin, een schermvloer, een wielerbaantje, een boksring en zelfs een tredmolen voor de springpaarden. Journalisten raakten niet uitgepraat over de overdaad uit de Nieuwe Wereld. Op de terugweg zou het schip volgens De Telegraaf twintig Nederlandse verstekelingen hebben geteld.
Hoogtepunt van de internationale kennismaking was de marathon. Duizenden Nederlanders stelden zich langs het parcours op. Een Chileen, Japanner, Fin of Zweed zag je tenslotte niet elke dag. De wedstrijd zelf interesseerde niet iedereen. Herman Salomonson dichtte:
Ik wist wel dat d’r rare snuiters ware,
maar ’k heb mijn eigen ogen niet vertrouwd,
voor geen medalje en geen kist sigare
had ik mijn ribbekast zo afgesjouwd
De toeschouwers zagen hoe een Canadees op een verfrissingspunt in discussie ging met de bediening over het ontbreken van een lepeltje in zijn koffie. Op een ander punt kon een Zweed niet kiezen tussen de overdaad aan gesneden sinaasappelen, gepelde bananen, thee, koffie en water. Het publiek mocht niet helpen. Dat schreven de regels voor.
De eerste die na ruim tweeënhalf uur hardlopen achter de wagen van de Marechaussee het Olympisch Stadion in holde was de Franse Algerijn Ahmed Boughera El Ouafi, ‘een klein tenger kereltje met bruine gelaatskleur en kroeshaar’. De verslaggevers hadden moeite met zijn naam. Was het nu El Ouafi, El Quati of El Quafi? Een anonieme columnist hield het er maar op dat ‘de uitspraak Waffie was’.
Op 12 augustus werden de Spelen afgesloten. Onder klaroengeschal haalden matrozen de olympische vlag naar beneden. Wekenlang was Nederland het centrum van de wereld geweest. De Nederlanders hadden in eigen land over de grenzen kunnen kijken. De wereld bezat voortaan minder geheimen. De eigen atleten hadden de Spelen gezellig gevonden. ‘Het was een dolle boel,’ herinnerde de hockeyer Rein de Waal zich later.
Omgekeerd viel de belangstelling van de buitenlanders voor het gastland wat tegen. Op de Amsterdamse trams stond ‘Voir L’olympiade, découvrir la Hollande’ (bekijk de Spelen, ontdek Nederland), maar de pakweg drieduizend buitenlandse atleten hadden maar weinig belangstelling getoond voor de excursies naar musea en bedrijven. Al gingen de Amerikanen, schrijft Paul Arnoldussen, wel terug met souvenirs: klompjes, Volendamse poppen en bloemen.
Ook het buitenlands bezoek viel tegen. Op de parkeerplaatsen hadden maar 450 buitenlandse auto’s gestaan. Slechts 10.500 van de 50.000 door hotels en huishoudens aangeboden bedden waren gebruikt. De vele Duitsers die op de voetbalfinale Duitsland-Uruguay afkwamen, gingen dezelfde nacht met de trein terug.
Bleef Nederland een open land? Nee. Een jaar na de Spelen stortte de beurskrach de wereldeconomie in een crisis, daarna koerste Europa af op de Tweede Wereldoorlog. ‘Nederland deed de gordijnen dicht,’ zegt hoogleraar De Rooij. ‘In de hoop dat als ze weer opengingen de zon opnieuw zou schijnen.’ Maar op één terrein bleven de gordijnen open. De Nederlandse sport was definitief geïnternationaliseerd. Van de Vooren: ‘De blik was voortaan naar buiten gericht. De hockeyers bijvoorbeeld hadden zich aangepast aan de internationale spelregels. Voorgoed.’
‘Cultus van de lichaamsreligie’
Parlement stemde in 1925 tegen subsidiëren Olympische Spelen
Het scheelde weinig of de Olympische Spelen van Amsterdam, deze zomer tachtig jaar geleden, waren helemaal niet doorgegaan. Het Nederlands Olympisch Comité rekende voor de organisatie op 1 miljoen gulden subsidie, omgerekend naar nu zo’n 6,6 miljoen euro. Maar een meerderheid in de Tweede Kamer weigerde ook maar een cent overheidsgeld te steken in het sportfestijn.
De debatten in de Haagse Ridderzaal liepen hoog op. Katholieke Kamerleden riepen dat de organisatie zelf voor het geld moest zorgen. Het Eucharistisch Congres was een jaar eerder toch ook zonder subsidie georganiseerd? Socialisten hekelden de chauvinistische gevoelens die de ‘sportverdwazing’ zou losmaken. Communist Willem van Ravesteyn vond de Spelen ‘een kapitalistische vertoning’. Het was ‘burgerlijk vermaak voor leeglopers en een uiting van de imperialistische geest’.
Veel kritiek was er in protestantse hoek. Niet alleen zouden de Spelen op zondag de ‘Dag des Heeren’ ontheiligen, ook zouden ze ‘heidensch’ zijn. In de Lutherse Kerk in Amsterdam noemde de gereformeerde professor Gerard Wisse de Spelen een ‘internationale cultus van de moderne lichaamsreligie; de cultus van den athleet, van den Übermensch der twintigste eeuw. De Pinksterdag des vleesches in verloochening van ziel en geest’.
Tot overmaat van ramp zouden juist bij de Spelen van 1928 voor het eerst vrouwen meedoen aan de atletiek- en turnwedstrijden. Dat kon al helemaal niet volgens veel protestanten. ‘De vrouw, door de sportmanie aangegrepen, verliest haar gevoel voor kieschheid. Dat wat haar siert, dreigt te verdwijnen,’ vond de Anti-Revolutionaire Partij.
De SGP’er Gerrit Hendrik Kersten zei ‘kiekjes’ te hebben gezien van ‘vrouwensport’ in het buitenland waar ‘gemoderniseerde en geëmancipeerde dames, kerels in kleding en manieren gelijk, vechten om een voetbal’. Het was volgens hem ‘in flagrante strijd met het Woord van God’. Nederland moest daarom worden geschrapt op de lijst landen ‘die de Olympiade te organiseren krijgen’.
Op 6 mei 1925 veegde de Kamer het regeringsvoorstel om de Spelen te sponsoren van tafel met 48 tegen 36 stemmen. Dankzij een massale, nationale inzamelingsactie konden de Spelen van Amsterdam toch nog doorgaan.
Spelen van 2028
Honderd jaar na Spelen 1928 weer Olympiade in Nederland?
Sportkoepel NOC*NSF wil dat in 2028, honderd jaar na de Spelen in Amsterdam, de Zomerspelen opnieuw plaatshebben in Nederland. Waar die precies moeten worden gehouden, is nog niet bekend. Eerst wordt bekeken hoe een ‘olympisch klimaat’ kan worden geschapen. Een eerste raming van de kosten van de organisatie komt uit op ruim 3 miljard euro.
Het ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer onderzocht alvast of Nederland de ruimte heeft om de pakweg tienduizend atleten en de zes miljoen bezoekers op te vangen. In het ‘Schetsboek Ruimte voor Olympische Plannen’ concludeerde het ministerie in juni dat het in elk geval ruimtelijk mogelijk is de Spelen te organiseren. Maar dan moet Nederland wel nu aan de slag gaan, gezien de langdurige procedures voor grote ruimtelijke en infrastructurele projecten. Het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam toont tot 21 september op de tentoonstelling NL28 Olympisch vuur de plannen en studies voor onder meer de benodigde stadions.
Het idee is om Nederland de komende acht jaar klaar te stomen voor de kandidaatstelling. Eind 2008 moet daartoe een convenant worden gesloten tussen overheid, het bedrijfsleven en maatschappelijke en sportorganisaties. In 2016 zou Nederland dan een definitieve beslissing moeten nemen over de kandidaatstelling. Welke stad de Spelen van 2028 krijgt, wordt in 2021 door het Internationaal Olympisch Comité bepaald.
De laatste Spelen die Nederland wilde organiseren, waren die van 1992, maar Nederland vloog er al in de eerste stemronde uit. Een deel van de Nederlandse bevolking was fel tegen. Het ‘Komitee Olympische Spelen Nee’ organiseerde tussen 1984 en 1987 acties. Kritiek op de nieuwe plannen bleef tot nu toe uit. In een peiling in 2006 bleek ruim de helft van de Nederlanders voor.
Het jaar 1928
1 januari De Algemene Nederlandse Radio Omroep en de Nederlandse Omroep Vereniging fuseren tot Algemene Vereniging Radio Omroep (AVRO).
30 januari Eerste draadloze telefoonverbinding tussen Nederland en de Verenigde Staten.
4 februari Nederlandse natuurkundige en Nobelprijswinnaar Hendrik Antoon Lorentz sterft op 74-jarige leeftijd aan een wondroosinfectie.
11 februari Opening van de Olympische Winterspelen in Sankt Moritz. Nederland doet voor het eerst mee. Het wint geen medailles.
3 maart Schilder Jan Toorop overlijdt op 69-jarige leeftijd.
11 maart Eerste recht streekse sportverslag over de radio. Sportverslaggever Han Hollander doet verslag van de voetbalwedstrijd Nederland-België. Het wordt 1-1.
15 maart Natuurschoonwet van kracht die eigenaren van landgoederen fiscale voordelen geeft omwille van behoud van natuurschoon.
1 mei De Amsterdamse fascist, kunstenaar en alcoholist Erich Wichman verstoort een radio-uitzending van de VARA door ‘Leve prinses Juliana’ te roepen.
5 mei Film De Brug van filmmaker Joris Ivens in première. De stomme film van 11 minuten over de werking van een Rotterdamse treinhefbrug wordt geroemd als kunstfilm.
16 mei Het nieuwe stationsgebouw van Schiphol is net op tijd voor de Olympische Spelen voltooid.
17 mei Olympisch hockeytoernooi begint in Olympisch Stadion in Amsterdam. Nederland wordt tweede, Brits-Indië wint goud.
26 mei Buitenlandse pers bezoekt de sluizen van IJmuiden, waarvan de Noordersluis in aanleg is.
27 mei Olympisch voetbaltoernooi begint in Olympisch Stadion in Amsterdam. Nederland wint geen medaille.
12 juni Bij Hilversum wordt Zonnestraal geopend, een sanatorium voor tuberculosepatiënten.
11 juli Hittegolf in Nederland. De hoogste temperatuur is 32,4 graden. Golf houdt zes dagen aan.
13 juli In een Limburgse staatsmijn heeft een gasontploffing plaats, dertien mensen komen om het leven.
14 juli Amsterdamse gemeenteraad gaat akkoord met plan om werklozen een bos te laten aanleggen.
28 juli Prins Hendrik verricht officiële opening van de Olympische Spelen in Amsterdam.
12 augustus In Amsterdam worden de Olympische Spelen afgesloten.
17 augustus Jongeren uit 32 landen komen in Ommen samen om te debatteren op een congres over oorlog en vrede.
18 augustus Windhoos in Limburg.
1 september Koningin Wilhelmina en kroonprinsesJuliana maken een tweedaagse tocht door Drenthe.
1 november Het Nederlandse strafrecht wordt uitgebreid met ‘Psychopatenwetten’ en de tbr (oftewel terbeschikkingstelling van de regering om te worden verpleegd) wordt ingevoerd: een voorloper van de huidige tbs.
16 november Drie zware novemberstormen (16, 23 en 25 november) razen over Nederland.
1 december Nederlands Spoorwegmuseum geopend.
22 december Overstroming in Denekamp, Twente.
Toen en nu
Spelen van Amsterdam en Peking vergeleken
Amsterdam China
Toeschouwers Olympisch Stadion
31.000 91.000
Deelnemende atleten 3.000 10.708
Sporten 16 28
Kosten 21,8 miljoen 31 miljard
Bron: Gedenkboek IXe Olympiade (1930), website Olympische Spelen Beijing (2008)
‘Steenen sportstad’
Speciaal voor de Spelen: een gloednieuw stadion
Van paniek was geen sprake, maar Nederland was wel een beetje ongerust of het Olympisch Stadion in Amsterdam op tijd af zou zijn voor de Spelen van 1928. De tijd was krap. Op 18 mei 1927 legde prins Hendrik de eerste van in totaal twee miljoen bakstenen en dat gaf de bouwvakkers pakweg een jaar om het ontwerp van architect Jan Wils uit te voeren. De metselaars, sjouwers, grond- en timmerlieden grepen hun kans en gingen in januari 1928 in staking omwille van een hoger loon.
Op 17 mei 1928, het begin van het olympische hockeytoernooi, bleek het stadion toch nog op tijd af. ‘Het wonder is gebeurd!’ schreef de Revue der Sporten. ‘Het stadion, eenige weken geleden nog een chaos van balken en steenen, heeft Donderdag op waardige wijze zijn vele poorten voor het publiek kunnen openzetten.’
Het moet kantje boord zijn geweest. De journalisten op de perstribune constateerden dat de zwarte lak van het ijzerwerk nog niet droog was, ‘wat heel wat met verf besmeurde jassen tengevolge had!’ De kosten van de bouw bedroegen uiteindelijk 1,2 miljoen gulden (nu circa 8 miljoen euro). De officiële opening van wat Revue der Sporten ‘de steenen sportstad’ noemde, had plaats op 28 juli 1928.
Dit artikel is verschenen in Elsevier op 2 februari 2008