Wie naar de universiteit gaat, loopt het risico daar tot conformist te worden opgeleid. Hoger opgeleiden vallen niet graag uit de boot. Lager opgeleiden worden minder geleid door wat je geacht wordt te vinden.
Bij de referenda over de Europese Unie in 2005 en 2016 stemden hoger opgeleiden veel vaker vóór de Europese Grondwet en vóór het Associatieverdrag met Oekraïne. Partijen die veel gesteund worden door hoog opgeleiden, zoals GroenLinks en D66, zijn het meest in de weer met door mensen veroorzaakte klimaatverandering.
Hoger opgeleiden noemen zichzelf vaker ‘duurzaam’ – liever nog: sustainable – en melden zelfs in hun accounts op sociale media dat ze zich betrokken voelen bij climate change.
Hoger opgeleiden zijn doorgaans ook ruimhartiger over immigratie. Het opnemen van ‘vluchtelingen’ en het toelaten van buitenlandse arbeiders wordt gezien als morele plicht, als noodzaak, als onafwendbaar dan wel als onderdeel van de vooruitgang. Er zijn nogal wat hoog opgeleiden die denken dat ‘diversiteit’ als zodanig iets is om na te streven. Dat zetten ze dan ook weer in hun Twitter-profiel: diversity.
Academici zouden toch juist een zoekende natuur moeten hebben?
Ik ervaar zelf regelmatig, in debatten en zo, dat er onder hoger opgeleiden en de politici die hen bij uitstek vertegenwoordigen, een sterke neiging tot conformisme bestaat. Dat is in zoverre verrassend, omdat je zou veronderstellen dat mensen met een academische achtergrond of een baan in de wetenschap bij uitstek een onderzoekende natuur zouden hebben. Maar helaas.
Maar al te vaak kom ik een filosoof tegen die er prat op gaat dat zijn hele gang in het universiteitsgebouw unisono zowel achter de diagnose als de oplossing van het klimaatagentschap IPCC over de klimaatverandering staat. Je vraagt je af of in een klimaat waar zoveel behoefte aan eenvormigheid is, de wetenschap nog wel kan gedijen.
Zou het kunnen zijn dat een hogere opleiding juist bijdraagt aan het ondermijnen van de onderzoekende natuur van de beoefenaars van de wetenschap? En bijten universiteiten en hogescholen zo niet in eigen staart?
Bij verkiezingen weegt kloof tussen laag- en hoogopgeleiden door
Dat is allemaal ook van het hoogste belang, ook omdat we nu weer voor verkiezingen staan, waarin de kloof tussen hoger opgeleiden en lager opgeleiden nogal doorweegt. Er zijn meer van die kloven, maar verkiezingsonderzoekers vinden dat de opleidingskloof toch de grootste invloed heeft.
De kloof: 8 tegenstellingen die Nederland verdelen
Dat was ook zo bij het Britse referendum van vorig jaar zomer, over de Brexit. Daarvan is vastgesteld dat het opleidingsniveau de allerbelangrijkste kloof genereerde tussen voor- en tegenstanders. Hoger opgeleiden wilden in de EU blijven, lager opgeleiden wilden er uit. Er zijn meer lager en modaal opgeleiden komen stemmen en nu gaat het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie uit.
Een van de belangrijkste campagneleiders voor het vertrek van Groot-Brittannië, Dominic Cummings, heeft zijn ervaringen en observaties na die succesvolle campagne op papier gezet. Hij zegt onder meer dat hoger opgeleiden vaker kiezen voor de opvattingen in de sociale groep waartoe ze willen behoren. Bruut geformuleerd: hoger opgeleiden zijn modieus na-kletsende kuddedieren.
Rationele discussie met hoger opgeleiden heeft geen zin
Cummings, een ervaren campaigner, zegt dat een rationele discussie over politiek onderwerpen vooral onder hoger opgeleiden nauwelijks zin heeft, omdat ze hun standpunt al hebben laten bepalen door hun sociale groep. ‘In het algemeen zijn de beter opgeleiden meer geneigd om irrationele politieke opvattingen te hebben en meer geneigd tot politieke hysterie dan de slechter opgeleiden die verder afstaan van de macht. Als het om politieke meningen gaat, worden hoger opgeleiden meer gedreven door wat in de mode is, door groepsmentaliteit en groepsdenken.’
Lager opgeleiden kijken meer hoe een politiek probleem hen raakt, zegt Cummings. ‘Lager opgeleiden worden bij hun zoektocht naar de waarheid maar al te vaak geholpen door het feit dat ze niet gehinderd worden door een teveel aan opleiding.’
‘We houden ons allemaal voor de gek,’ zegt Cummings, ‘maar hoger opgeleiden denken bij uitstek dat zij zich niet voor de gek laten houden. Ze sluiten zich aan bij het in hun sociale groep populaire standpunt en houden zich vervolgens voor de gek dat ze via intelligent redeneren tot dat standpunt zijn gekomen.’
Meer van Syp Wynia: Hoe Mark Rutte in zes jaar vertrouwen verspeelde
De behoefte om aan de moreel juiste kant te staan
Achter al die hoogopgeleide standpunten zit vooral de behoefte om aan de moreel juiste kant te staan: vooral niet fout en graag goed te willen zijn. Mede vanuit de voortdurende angst om in de wereld van hoogopgeleiden en macht uit de boot te vallen.
En ja, zo is de Europese Unie al gauw goed, omdat de Europese Unie gepresenteerd wordt als een reactie op Adolf Hitler en de Holocaust en als een waarborg tegen een herhaling daarvan. Zo is het vanuit hoog opgeleide groepsdruk ook logischer om voor ‘diversiteit’ te zijn, omdat Hitler daar juist tegen was. En klimaatverandering? Dat is bij uitstek een moreel gedreven thema, helemaal verweven met schuld en boete.
Bij dergelijke ‘morele’ benaderingen van politieke thema’s valt ook nog te zeggen dat hoger opgeleiden zelden de prijs betalen voor hun politiek correcte standpunten. Zij hebben er geen last van dat de lonen van bouwvakkers worden gedrukt door Poolse bouwakkers, integendeel. Asielzoekers worden zelden ondergebracht in wijken van hoog opgeleiden. Hoog opgeleiden hebben ook meer mogelijkheden om klimaatvriendelijke windmolens uit hun achtertuin te weren.
Het is geen vrolijk makende analyse, dat hoger opgeleiden als het om politieke en maatschappelijke thema’s gaat relatief vaak conformistische kuddedieren zijn. Het gaat natuurlijk ook vaak om sociale stijgers, die zich hun sociale stijging niet graag laten afnemen door een fout bevonden opvatting aan te hangen.
Hoger opgeleiden denken wel twee keer na. Niet om tot een beter inzicht of beter gefundeerde opvatting te komen. Nee: om te voorkomen een onwelgevallige opvatting te hebben.