De cultuur onder de zeshonderd ambtenaren in de Tweede Kamer moet veranderen. De ambtenaren moeten meer in dienst staan van de politici. Dat zegt Kamervoorzitter Kadhija Arib deze week in een interview met Elsevier.
Ze reageert op al jaren slepende problemen in de organisatie van de Tweede Kamer. Die zou volgens een in 2014 verschenen rapport niet zakelijk genoeg zijn. Arib werd in maart als voorzitter herkozen. De Kamer wil dat ze intern orde op zaken stelt.
Tegen Elsevier weidt Arib uit. ‘Er is een cultuur ontstaan van “politici die komen en gaan, maar wij blijven”. Dat is een verkeerde houding. De ambtenaren moeten in dienst staan van de politiek. Sommige medewerkers doen al jaren hetzelfde en vragen zich af: “Waar bemoeit ze zich mee?” Twee mensen zeiden ronduit tegen mij dat de politiek zich niet met hen moest bemoeien. Dat klopt niet. De ambtelijke organisatie moet de voorwaarden scheppen opdat volksvertegenwoordigers hun werk zo goed mogelijk kunnen doen.’
Onlangs vertrok een van de drie topfunctionarissen in de Kamer.
Arib: ‘Er was veel overlap tussen de griffier en de directeur constitutioneel proces. De interne organisatie wist niet meer bij wie ze moest zijn. De vertrokken directeur zei me bij zijn vertrek: “Op een gegeven moment had ik niks te doen.” Er moeten dus dingen veranderen. Maar als je dat doet, is nooit iedereen blij.’
Hofhouding
De voorzitter wordt door Kamermedewerkers verweten dat ze een PvdA-staf om zich heen heeft geschapen. Volgens Arib heeft ze inderdaad bij haar aantreden in januari vorig jaar een medewerkster met wie ze zeventien jaar had gewerkt, meegenomen. Die is inmiddels weg.
‘Ik moest hier wennen. Er was een heel stafbureau, maar bij mij moet iedereen binnen kunnen lopen. Ik heb geen hofhouding nodig. Als ik iets nodig heb, bel ik iemand.’ Ook een andere medewerkster vertrok. ‘We waren niet op elkaar ingespeeld,’ zegt Arib.