De rechtszaak tegen de zogeheten ‘Zes van Breda’ moet opnieuw worden gedaan. Dat heeft de Hoge Raad dinsdag besloten. Drie mannen en drie vrouwen werden in de jaren ’90 veroordeeld voor de moord op een 56-jarige Chinese vrouw in Breda. Dat veroordeling van de zes is hoogstwaarschijnlijk onterecht.
De veroordeelden hebben hun straf al uitgezeten. De mannen kregen tien jaar cel opgelegd en kwamen kort voor de eeuwwisseling vrij. De vrouwen werden schuldig bevonden aan medeplichtigheid.
De herziening was gevorderd door de procureur-generaal, de adviseur van de Hoge Raad. Nieuw onderzoek heeft uitgewezen dat er vermoedelijk sprake is van een rechterlijke dwaling.
Intrekken verklaringen
De veroordelingen waren gebaseerd op bekentenissen van de drie vrouwen. Een van hen heeft die verklaring later weer ingetrokken. De bekentenissen kunnen niet kloppen.
Hernieuwd onderzoek heeft aan het licht gebracht dat twee ooggetuigen, die in de nacht van het misdrijf tegenover het restaurant zaten waar het slachtoffer is gedood, hebben gezegd dat zij niets hebben gezien. Die verklaringen zijn uit het dossier gehouden en waren de rechter destijds dus niet bekend.
Nieuw feit
Er is daarmee sprake van een nieuw feit, op basis waarvan de Hoge Raad de herziening wil. Het gerechtshof in Den Haag moet de zaak opnieuw doen.
De veroordeelden waren dinsdag niet bij de uitspraak van de raad aanwezig. De zaak kwam aan het rollen door rechtspsycholoog Peter van Koppen. hij vond dat het bewijs tegen de veroordeelden rammelde en legde zijn rapport voor aan ‘twijfelcommissie’ van justitie.
DNA-onderzoek
Vervolgens kwam de zaak bij de procureur-generaal terecht, die nieuw onderzoek liet doen en concludeerde dat er herziening moest volgen.
Het hernieuwde onderzoek bracht niet alleen de buiten het dossier gebleven verklaringen aan het licht. Uit nieuw DNA-onderzoek bleek dat bloed op de plaats van het misdrijf (de keuken van het restaurant) niet van de veroordeelden afkomstig kan zijn.