Gerrit Zalm: 2015 kan goed moment zijn voor beursgang ABN AMRO

Bestuursvoorzitter Gerrit Zalm van staatsbank ABN AMRO verwacht dat begin 2015 een goed moment zou kunnen zijn om de staatsbank opnieuw naar de beurs te brengen. Er moeten dan wel maatregelen komen om de bank te beschermen tegen een vijandige overname.

‘Mijn vermoeden is, dat als blijkt dat we dit jaar echt uit het dal komen, dat begin 2015 wel eens een goed moment zou kunnen zijn,’ zei Zalm woensdag in een hoorzitting van de Tweede Kamer. De beursgang zou eventueel ook een halfjaar of een jaar later kunnen plaatshebben, aldus Zalm.

Midden- en kleinbedrijf

ABN AMRO heeft volgens Zalm nog wel last van de huidige recessie in Nederland, onder meer doordat het midden- en kleinbedrijf kredietverplichtingen niet altijd meer kan nakomen. Maar als de economische situatie verbetert, is ABN AMRO klaar voor een beursgang.

Zalm benadrukt dat het karakter van ABN behouden moet blijven. De bank zal vooral in Nederland actief blijven en in het buitenland in een aantal niches waar de bank goed in is.

Bescherming

Bescherming tegen vijandige overnames kan onder meer betekenen dat belangrijke besluiten met minstens een tweederdemeerderheid moeten worden gesteund. Een beschermingswal, zoals KPN onlangs oprichtte om te voorkomen dat América Móvil het telecombedrijf kocht, zou ook een optie zijn, zei Zalm.

Minister Jeroen Dijsselbloem vindt dat de mogelijkheid voor een beschermingswal pas nodig is als de staat minder dan eenderde van de aandelen bezit. Zalm vindt een dergelijke constructie al vanaf de eerste dag van de beursnotering raadzaam.

Kabinet

Deze zomer liet premier Mark Rutte (VVD) al weten dat het nog minstens een jaar zou duren voor de staatsbank klaar is voor de beurs. Rutte heeft toen toegegeven dat de kans klein is dat de staat winst maakt op de verkoop van ABN AMRO. Naar verwachting brengt de beursgang zo’n 15 miljard euro op.

De staat redde ABN AMRO en verzekeraar ASR voor 16,8 miljard euro, terwijl de bank en verzekeraar volgens schattingen van toen samen 10 tot 12 miljard euro waard waren. Later moest er nog meer geld bij, waardoor de totale kosten op 30 miljard euro uitkwamen volgens de Parlementaire Enquêtecommissie De Wit.