Hondenbelasting is niet discriminerend. Gemeenten mogen van hondenbezitters meer belasting heffen dan van andere inwoners, ook als het geld niet volledig aan voorzieningen voor de viervoeters wordt uitgegeven.
Dat heeft de Hoge Raad vrijdag bepaald in een rechtszaak, die begon toen een Limburgse hondenbezitter bezwaar maakte tegen deze gemeentelijke belasting. Zij wilde geen hondenbelasting betalen, omdat de gemeente Sittard-Geleen volgens haar slechts de helft van de inkomsten ervan aan faciliteiten voor honden en hun baasjes uitgaf.
Zwarte dag
‘Een zwarte dag voor de democratie’, zegt Henk Schanssema, die de verdediging van de hondeneigenaar deed, tegen Elsevier.nl. Hij noemt de uitspraak ‘politiek’ en ‘juridisch discutabel’. Schanssema: ‘De meerderheid kan dus beslissen dat de minderheid meer moet betalen.’
Schanssema laat het er niet bij zitten en wil naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) stappen om alsnog zijn gelijk te halen. Een Duitse advocaat, Elmar Vitt, spande daar in 2012 ook al een zaak aan omdat hij hondenbelasting discriminerend vindt. Schanssema gaat kijken of hij met Vitt kan samenwerken en wil anders zelf verder strijden tegen de gemeentelijke hondenbelasting.
Hoogte
Eerder werd de vrouw die de zaak aanspande door het gerechtshof in Den Bosch in het gelijk gesteld. Daarop stapte de gemeente Sittard-Geleen naar de Hoge Raad.
Die heeft met deze uitspraak tevens bepaald dat de hoogte van de belastingheffing niet hoeft te worden aangepast aan de kosten die de gemeente maakt. Volgens het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) verwachten de Nederlandse gemeenten die hondenbelasting heffen ermee dit jaar ongeveer 64 miljoen euro binnen te halen.