Nederlanders hebben vaker last van depressies vergeleken met de rest van Europa. De stijgende depressiviteit onder de bevolking heeft vooral te maken met vergrijzing en bevolkingsgroei.
Dat concluderen onderzoekers van de Universiteit van Queensland in Plos Medicine. De onderzoekers willen aantonen dat de aandoening een hogere prioriteit verdient, omdat het risico op zelfmoord en hartziekten bij depressieve mensen groter is.
Depressieve aandoeningen
Bijna 10 procent van de levensjaren die in ziekte werden doorgebracht vallen onder de noemer ‘depressieve aandoeningen’, zoals die zijn vastgesteld door het het internationale classificatiesysteem van de geestelijke gezondheidszorg (DSM-IV).
Nederlanders brachten 16 procent van de zieke levensjaren depressief door en zijn daarmee het somberste volk van Europa. Per 100 duizend levensjaren, brengen Nederlanders er ruim 1.850 depressief door.
Beroepsbevolking
Tussen 1990 en 2010 is het aantal depressieve levensjaren gestegen met 37,5 procent. Volgens de onderzoekers zijn bevolkingsgroei en vergrijzing de grote boosdoeners. Gemiddeld waren meer vrouwen depressief dan mannen en komt depressie voornamelijk voor in de beroepsbevolking.
De laatste bevinding is vooral belangrijk voor de bevolking in ontwikkelingslanden, omdat zij met een stijgende levensverwachting steeds vaker de risicoleeftijd bereiken.
Het land met het hoogste aantal gedeprimeerde inwoners, is het door conflicten geteisterde Afghanistan. Syrië en Kroatië hadden eveneens een hoog aantal depressieve levensjaren. Daar tegenover staan Japan, waar depressiviteit het minst voorkomt. Ook onze buren in het Verenigd Koninkrijk hebben een relatief laag aantal depressieve inwoners.