In de multicultuur is meningsvrijheid het eerste slachtoffer

De politie verwijderde deze posters met beeltenis Erdogan uit Rotterdamse etalage - bron:ANP

Na Hans Janmaat en Geert Wilders is nu ook de Turkse president Erdogan slachtoffer van de Nederlandse autoriteitenangst voor de o zo kwetsbare multiculturele samenleving.

Burgemeester Ahmed Aboutaleb (PvdA) heeft manshoge posters van de Turkse president Recep Tayyip Erdogan laten verwijderen die voor de ramen van een Rotterdams gokkantoor hingen. De eigenaar had eerder geweigerd de posters weg te halen. Maar waarom moesten die posters eigenlijk weg?

De posters waren niet haatzaaiend, beledigend of discriminerend, wat op zich best bijzonder is, want Erdogan deinst in het geheel niet terug voor beledigingen en bedreigingen. Zowel Nederland als Duitsland als hun regeringsleiders zijn door de Turkse president in verband gebracht met nazi’s of fascisten. Europeanen – Turken rekent hij niet tot de Europeanen, zoveel is nu wel duidelijk – zullen volgens de Turkse president nergens meer veilig zijn nu Europese landen zijn referendumcampagne niet faciliteren.

Maar Erdogan heeft wel degelijk een punt

Erdogan en zijn aanhangers verwijten Nederland ook dat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering met voeten wordt getreden met het verbieden van campagnebijeenkomsten waar Turkse ministers optreden. En daar hebben ze wel degelijk een punt.

Het mag zo zijn dat Erdogan zelf in Turkije druk bezig is de toch al wankele rechtsstaat verder uit te kleden, met de persvrijheid en de meningsvrijheid als eerste slachtoffer. Maar in formele zin leidt een ‘ja’ bij het Turkse referendum van 16 april niet tot een dictatuur en ook in die zin kan de Nederlandse overheid bijeenkomsten ten gunste van Erdogans grondwetswijziging moeilijk verbieden.

Nederland vond het tot dusver bovendien prima dat Nederlandse Turken ook Turkse staatsburgers bleven – en dus stemgerechtigd zijn in Turkije – terwijl ze ook Nederlands staatsburger werden. Een staat die vindt dat Nederlandse ingezeten, Nederlandse staatsburgers ook, stemrecht mogen hebben in een andere natie heeft geen poot om op te staan als er in Nederland ook campagne wordt gevoerd voor de stembusstrijd in dat andere land.

Het is een logisch gevolg van het accepteren van de dubbele nationaliteit van Nederlandse Turken, die door Nederland steeds is getolereerd en zelfs gefaciliteerd. Nederlandse ambtenaren met de Turkse nationaliteit worden door de Nederlandse overheid bijvoorbeeld geholpen om in Turkije de dienstplicht te ondergaan. Hoe hypocriet kun je zijn?

In een andere context zou Aboutaleb niet optreden

Turkse campagnebijeenkomsten – althans: die van het Erdogan-kamp – zijn verboden en Erdogan-posters worden weggehaald onder het mom van bedreiging van de openbare orde. De vrijheid van meningsuiting van Erdogan-aanhangers in Nederland moet lijden onder de onenigheid in Turks-Nederlandse kring over de invoering van Erdogans presidentiële systeem.

Kennelijk is de Rotterdamse burgemeester van mening dat politieke onenigheid in de multiculturele sfeer zich leent voor in breidelen van de vrijheid van meningsuiting, hoewel hij dat in een andere context niet zou hebben gedaan.

Het spiegelbeeld zagen we vijftien jaar geleden, ook in Rotterdam, toen de kunstenaar Chris Ripken de tekst ‘Gij zult niet doden’ op de gevel van zijn atelier had opgehangen. Ripken wilde met die uiting zijn gevoelens over de moord op Theo van Gogh tonen. De ijverige Rotterdamse politie zinde de door Ripken opgehangen Bijbeltekst niet. De tekst werd verwijderd, formeel op basis van een landelijke richtlijn om extra alert te zijn ‘op mogelijke signalen van onrust en provocaties’.

We lopen in Nederland kennelijk op eieren

Als het ophangen van een afbeelding van de president van een bevriende natie of het ophangen van één van de tien Bijbelse geboden al zo riskant wordt gevonden dat de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting om die reden moet worden ingeperkt, dan lopen we in Nederland kennelijk op eieren.

En dat is niet voor het eerst. Een kwart eeuw geleden besloot een groot aantal Europese leiders om ‘intolerantie’ strafbaar te maken en een comité (ECRI) in te stellen dat met een waakzaam oog door alle landen van de Raad van Europa zou gaan om die intolerantie op te sporen.

Op de achtergrond speelde angst voor concurrentie van wat als ‘extreem-rechts’ werd betiteld. Die concurrentie zou het voorzien hebben op het idee van de multiculturele samenleving en dus diende de multicultuur daartegen te worden beschermd, met nieuwe strafrechtelijke middelen. Dat nieuwe strafrechtelijke instrument ter bescherming van de multiculturele samenleving heette ‘intolerantie’.

Waar rechters van de Raad van Europa tot die tijd politici vanwege hun democratische rol extra meningsruimte gaven, werd dat mechanisme vanaf dat moment omgedraaid. Politici werden nu juist extra verantwoordelijk gehouden voor ‘intolerantie’.

De meningsuiting van de politicus is ingeperkt

Eind vorig jaar heeft het tweede Wilders-proces nog laten zien dat uitpakt. Het Openbaar Ministerie wilde Geert Wilders onder meer veroordeeld zien, omdat die ‘de sfeer van tolerantie en respect’ zou ondermijnen. Hij zou ‘olie op het vuur’ gooien.

Anders gezegd: de vrijheid van meningsuiting van de politicus diende ingeperkt omwille van een ‘sfeer van tolerantie en respect’ – begrippen die niet in de strafwet voorkomen, maar zijn ontleend aan het begrippenapparaat van de multiculturele ideologie. Anders gezegd: als diversiteit en vrijheid schuren, dan moet de vrijheid – die van meningsuiting in dit geval – maar wat inbinden.

Weer anders gezegd: als de multiculturele samenleving alleen kan bestaan met zelfcensuur, dan dienen we in een land als Nederland zelfcensuur tot norm te verheffen.

Ook de rechter schiet de multiculturele samenleving te hulp

De rechter in dat tweede Wilders-proces ging niet helemaal mee in de eisen van het Openbaar Ministerie, maar wel waar het ging om het beschermen van de multiculturele samenleving tegen de vrijheid van meningsuiting. Ook de rechters waren van mening dat Wilders had ‘bijgedragen aan verdere polarisering’. Omdat ook dat nergens in de strafwet strafbaar is, kan het niet anders worden uitgelegd dan dat ook de rechter de multiculturele samenleving te hulp schoot.

Niet voor het eerst. Twintig jaar geleden werd politicus Hans Janmaat al veroordeeld omdat hij zei af te willen van de multiculturele samenleving (en zijn medestanders bovendien ‘vol is vol’ riepen).

Het impliceert wel dat Nederland een minder vrij land wordt, omwille van een proces en een idee waarover geen kiezer zich ooit heeft uitgesproken. De toestroom van mensen van elders is immers nooit onderwerp van een kiezersuitspraak geweest, laat staan dat er ooit democratisch is besproken dat hun culturen – vrijheidsbenemend of niet – net zoveel waard dienden te zijn als de hier bestaande.

Voorlopige eind van het liedje is wel dat de in eeuwen met zoveel pijn en moeite bevochten vrijheden worden ingeperkt. Eerst was Janmaat daarvan het slachtoffer, vervolgens Geert Wilders en toen ook nog – het zou hilarisch zijn als het niet zo schrijnend was – de Turkse president Recep Tayyip Erdogan.