Het is nauwelijks nog een publiek geheim dat minister-president Mark Rutte (VVD) het niet zo op sociologen en de sociologie heeft. Is dat terecht en verstandig, vraagt Gertjan van Schoonhoven zich af.
Over zijn ‘eigen’ wetenschap, geschiedenis, praat minister-president Mark Rutte doorgaans met veel hartstocht, ook als een bron van nuttige kennis voor de politiek van nu. Maar gaat het over de sociologie, dan sluipt er al snel een meewarig toontje in Ruttes uitspraken.
Afgelopen dinsdag 26 januari, op bezoek in de door rellen geteisterde Schilderswijk in Den Haag, deed hij het weer.
‘Dit is crimineel gedrag. En dus gaan we niet zoeken naar diepe sociologische betekenissen of Roorzaken,’ zei Rutte voor de camera. Dit soort gedrag, aldus de premier, moet gewoon worden bestraft. Bespaar hem de ‘diepe’ praatjes.
‘Ik ben geen socioloog en dat wil ik ook helemaal niet zijn’
Het is niet voor het eerst dat de premier zich zo uitlaat. Toen hij in juni vorig jaar door een journalist werd bevraagd over ‘institutioneel racisme’ in Nederland zei hij: ‘Ik haat dat sociologenjargon.’
In een Tweede Kamerdebat over hetzelfde onderwerp zei hij min of meer hetzelfde en na corona-rellen in Utrecht en Den Haag, afgelopen zomer, zei hij iets wat hij deze week ook weer zei, min of meer. ‘Ik ben geen socioloog en dat wil ik ook helemaal niet zijn. Dit is gewoon idioot gedrag waar ik geen verklaringen voor ga zoeken, het hoort gewoon te stoppen.’
Premier wil verre blijven van sociologisch ‘goedpraten’
Wat zit hier achter? Een politieke afweging, ongetwijfeld. De ervaren politicus die de premier is, weet als geen ander dat de meeste mensen sociologische (of andere) verklaringen opvatten als een manier van goedpraten. Dat zijn ze niet, maar zo kunnen ze wel overkomen. En Rutte wil verre blijven van vergoelijkende praatjes.
Dat dit soort tactische overwegingen door zijn hoofd spelen, liet het genoemde – politiek erg boeiende – racismedebat in de Tweede Kamer vorig jaar zien. Rutte erkende daarin volmondig het bestaan van systematisch racisme in Nederland, maar sprak tegelijk zijn grote huiver uit voor ‘sociologenjargon’ als ‘institutioneel racisme’. Met zulke termen jaag je alleen maar het overgrote deel van de bevolking tegen je in het harnas, en daarvoor is de kwestie te belangrijk. Verstandige taal van de premier.
Aura van maak- en planbaarheid past minder bij liberaal politicus
Verder zal een zekere ideologische wrevel jegens ‘de’ sociologie wel een rol spelen. Niks draagt zo’n aura van maakbaarheid en planbaarheid met zich mee als de sociologie. Als liberaal staat Rutte daar op z’n minst gereserveerd tegenover. Op links is het geloof in sociologen en de sociologie van oudsher een stuk groter. Zeker sinds de jaren zeventig is de rol van de sociologie in het overheidsdenken dan ook flink gegroeid.
Lees ook de column van Gerry van der List: Wie zijn die mensen die VVD stemmen?
Met gebrek aan interesse in maatschappelijke ontwikkelingen heeft Ruttes dedain in elk geval niet te maken. Geen premier die zoveel ‘gewone’ mensen ontvangt of bezoekt – hij lijkt soms de Koning wel. Maar hij doet dat liever ongefilterd. Dus: liever de gele hesjes zélf op het Torentje ontvangen, in plaats van een socioloog die hem bijpraat óver de gele hesjes. Ook dat is een legitieme overweging.
Laden…
Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.
Bent u al abonnee en hebt u al een account? log dan hier in
U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.
Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?
Wilt u opnieuw inloggen