Links speelt in op onderbuikgevoelens door van ‘neoliberalisme’ te blijven spreken. De term roept associaties op met genadeloze kapitalisten en dringt voorstanders van de markt in het defensief. Een zakelijke discussie wordt zo bemoeilijkt, schrijft Gerry van der List.
De zestiger op de eerste rij bleek van achteren al herkenbaar aan zijn hangende schouders en kalende schedel. Maar toen Ad Melkert vorige week in een Amsterdam cultureel centrumpje het woord nam, bleek hij allerminst de wat onnozele goedsul die Ramsey Nasr neerzet in de televisieserie Het jaar van Fortuyn. Welsprekend en sluw begon de PvdA’er zijn heldenrol te schetsen in het eerste kabinet-Kok (1994-1998). Trots meldde hij dat hij er als minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zomaar in was geslaagd de collectieve sector uit te breiden met naar hem genoemde banen.
Lees ook van Gerry van der List: De kwalijke retoriek over het neoliberalisme
Deze prestatie, zo diende het gehoor te begrijpen, verdiende des te meer waardering omdat de bewindsman strijd had moeten leveren met machtige opponenten. In het bijzonder Gerrit Zalm. Die VVD-minister van Financiën representeerde een dominante stroming in politiek en economie: het neoliberalisme. Een stroming met eeuwenoude wortels, meende Melkert. Want eigenlijk was de VOC, met haar koopmansgeest en amorele politiek, al neoliberaal.
Laden…
Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.
Bent u al abonnee en hebt u al een account? log dan hier in
U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.
Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?
Wilt u opnieuw inloggen