Burgemeester Jan van Zanen van Den Haag voelt goed aan dat zijn stad, ondanks de beperkte historische connectie met de slavenhandel, ten diepste een door het kolonialisme getekende stad is, schrijft Constanteyn Roelofs.
Afgelopen weekeinde bood burgemeester Jan van Zanen (VVD) zijn excuses aan voor de betrokkenheid van de stad en de inwoners bij de trans-Atlantische slavenhandel. Hij deed dit naar aanleiding van het verschijnen van een rapport in boekvorm waarin de banden tussen Haagse instanties en inwoners en de trans-Atlantische slavernij zijn onderzocht.
Wekelijks verkent historicus Constanteyn Roelofs (1989) op ewmagazine.nl de tragikomische tegenstrijdigheden in economie en maatschappij.
Die banden bleken niet zo spannend als in andere steden. Anders dan de handelscentra van de Gouden Eeuw zoals Middelburg en Amsterdam had Den Haag door een gebrek aan een grote internationale haven weinig directe banden met de slavernij, anders dan dat bepaalde vermogende inwoners en leden van de Oranjeclan direct of indirect participeerden in de plantage-economie als deel van hun investeringsportfolio. Als centrum van de regering en de diplomatiek was Den Haag natuurlijk wel het decor van de politiek verantwoordelijken.
Den Haag heeft grote middenklasse van mensen met Surinaamse roots
Toch voelt de burgemeester goed aan dat een beperkte rol in de directe mensenhandel maar weinig zegt over de nasleep van de koloniale tijd in Den Haag. De burgemeester zei het al in zijn speech: 20 procent van zijn inwoners heeft directe voorouders die werkten in de slavernij of de contractarbeid. Iedereen die de stad een beetje kent, weet immers dat de stad een grote middenklasse heeft van mensen met Surinaamse roots, voornamelijk afkomstig uit de Hindoestaanse gemeenschap. De ruggengraat van de stad – artsen en andere zorgmedewerkers, ambtenaren, leraren – wordt door een significant deel gevormd door deze groep.
Lees ook over excuses voor het slavernijverleden: Waarom woorden er zeker nu toe doen
Ondanks het maatschappelijk belang van de groep is het niet per se de meest zichtbare migrantengroep: in een recent stuk in de NRC wordt het contrast geschetst tussen de zichtbare creoolse groep die makkelijk aansluit bij internationale ontwikkelingen als de Black Lives Matters-beweging en met BIJ1 een stem heeft in het parlement en de Hindoestanen, die ‘overleven door zwijgen en schikken’. Van Zanen hoeft alleen maar onder zijn voeten te kijken vanuit zijn burgemeesterskamer in het IJspaleis, en onder de collega’s van Van Zanen in de raad en in het college zitten trouwens ook flink wat mensen uit de 20 procent. Ook niet onbelangrijk: de Surinaamse eetcultuur vormt gelukkig een groot deel van het culinaire landschap van de stad. Den Haag is eigenlijk best een Surinaamse stad, als je er zo over nadenkt.
Terecht grotere rol voor mensen met wortels in de West
De terechte excuses voor de rol van de stad in de slavernij en de uitbuiting van de contractarbeiders zijn het beste op te vatten als onderdeel van het herkalibreren van de stedelijke identiteit van Den Haag, waarbij er terecht een grotere rol wordt gezocht voor de mensen met wortels in de West, een groep die met toenemend economisch en maatschappelijk succes ook een bepaalde zichtbaarheid in de stad verwerft. De politieke en culturele mode van de laatste tijd neigt sterk naar het bespreekbaar maken van dekolonisatietrauma’s die lange tijd taboe waren. Hulde dus voor burgemeester Van Zanen dat hij met zo veel tact en inzicht het rapport heeft ontvangen.