Bij zijn advies over wetsvoorstellen laat de Raad van State zich leiden door drie vragen. Is de wet rechtmatig, uitvoerbaar en handhaafbaar? Ook kijkt de Raad naar nut en noodzaak van een wetsvoorstel. Nu het parlement nog, meent Arendo Joustra.
Je hebt twee soorten mensen. Mensen die iets van anderen willen. En mensen die niets van anderen willen. De eerste soort gaat de politiek in (of wordt voorzitter van een Vereniging van Eigenaren) en gaat zich vervolgens met het leven van die tweede soort bemoeien.
In de politiek heb je slechts de overheid als instrument om iets van de tweede soort gedaan te krijgen. Via die overheid kun je immers wetten en regels voor ze maken. En verder kun je belasting heffen om te proberen de tweede soort een bepaalde richting in te duwen. Bijvoorbeeld een pakje sigaretten heel duur maken, omdat je vindt dat anderen moeten stoppen met roken.
Politici weten precies wat goed voor anderen is
Uiteraard heb je de eerste soort in verschillende gradaties. Ze bevinden zich op een schaal van links naar rechts. Maar stuk voor stuk weten ze precies hoe hun ideale samenleving eruitziet, wat goed is voor andere mensen en hoe dit valt te bereiken.
Vandaar dat alle politieke partijen, van links tot rechts, voor meer overheid zijn. Die overheid hebben ze immers nodig om de ideale samenleving te realiseren waar andere mensen precies doen wat zij van hen verlangen.
Politici zouden zich moeten afvragen of een wet wel noodzakelijk is
Deels is het een schijnoperatie. De eerste soort denkt vooral in een papieren werkelijkheid. Of wetten en regels uitvoerbaar zijn, is niet hun belangrijkste overweging. Zoals ze ook negeren dat al die speciale belastingen het gedrag van mensen nauwelijks veranderen (maar uiteraard wel geld opbrengen).
Zou het niet mooi zijn als er een politieke partij zou zijn die zich bij elke wet, regel of belastingheffing afvraagt of die wel noodzakelijk is? En als dat niet het geval is, tegenstemt?
Maar ja, mensen van de tweede soort gaan niet of zelden de politiek in.