Vanaf volgend jaar heet de eindtoets op de basisschool ‘doorstroomtoets’. Die aanpassing is mal, maar ook onschuldig, want verder verandert er weinig. En dat is maar goed ook, schrijft Ruud Deijkers, want een onderwijssysteem dat alle leerlingen gelijke kansen biedt, kan niet zonder objectieve meetinstrumenten.
Vanaf deze week maken tienduizenden leerlingen uit groep acht de verplichte eindtoets. De uitslag geeft inzicht in de beheersing van taal en rekenen, en wordt gebruikt voor het advies voor een schoolniveau voor de brugklas. De eindtoets is niet allesbepalend, want het oordeel van de leerkracht is leidend. Alleen als uit de uitslag blijkt dat de leerling mogelijk een niveau hoger aankan dan de leerkracht dacht, dan wordt het advies heroverwogen.
Geen reden tot paniek dus. Toch wordt, zoals elk jaar in aanloop naar de eindtoets, weer geklaagd over toetsgekte en toetsstress. Want verliest het onderwijs niet zijn menselijke maat door de ontwikkeling van kinderen te objectiveren met kille cijfers? Hangt er niet veel te veel af van één zo’n toetsmoment? En hebben kinderen die zich tijdens kostbare bijlessen suf trainen op de toets niet een oneerlijke voorsprong op kinderen die niet hebben geoefend?
Wat betreft het gewicht van de eindtoetsen in de keuze voor een schoolsoort: dat valt dus mee sinds de toetsen in 2014 werden gedegradeerd tot ‘tweede objectieve gegeven’ naast het oordeel van de leerkracht.
Taaltrucjes
Om te benadrukken dat de leerling zich ook op de middelbare school blijft ontwikkelen en groep acht geen eindstation is, heet de eindtoets vanaf volgend jaar ‘doorstroomtoets’: een aanpassing die past in de trend om met eufemismen en andere taaltrucjes gevoeligheden af te zwakken en de druk van de ketel te halen. En wat maakt het uit: over tien jaar noemt waarschijnlijk iedereen het nog steeds ‘Cito-toets’, naar het instituut dat vanaf het begin de vragenlijsten samenstelde.
Inhoudelijk blijft de toets hetzelfde. De aanmeldprocedure verandert wel. De doorstroomtoets wordt eerder in het jaar afgenomen. En alle kinderen melden zich volgend jaar in dezelfde week aan voor een middelbare school. Daarmee moeten alle kinderen dezelfde kans krijgen om terecht te komen op de gewenste vervolgschool.
Om kansengelijkheid te waarborgen, is ook de eindtoets bedacht. Al voor de invoering van de Mammoetwet in 1968 was bekend dat leerkrachten nogal eens de plank misslaan bij het beoordelen van leerlingen. Vaak omdat zij, zonder slechte bedoelingen, hun vooroordelen laten meewegen. Een objectieve toets, die voor alle deelnemers gelijk is, corrigeert voor die menselijke inschattingsfouten.
Leerlingvolgsysteem
Het oorspronkelijke idee was bovendien om met mate te toetsen: alleen ter afsluiting van een lange, toetsvrije periode, zoals aan het einde van de – toen nog – lagere school. De vaak genoemde toetsgekte komt vooral van alle toetsen die gedurende de hele schoolperiode worden afgenomen voor het leerlingvolgsysteem, niet van de eindtoets.
De eindtoets en doorstroomtoets zijn dus in eerste plaats bedoeld om leerlingen door te laten leren op het niveau dat bij hen past. Het is dus onzinnig om leerlingen ervoor te trainen. Dat vertroebelt het zicht op de werkelijke capaciteiten. Veel bijleskinderen zullen vastlopen op de middelbare school. Een grotere stressfactor dan een toetsmoment is de druk die ouders op hun kinderen leggen om er meer uit te halen dan erin zit.