Ontstaan politieke trends altijd in het westen van Nederland en waaieren ze daarna uit naar ‘de provincie’? Nee, het is net andersom, al anderhalve eeuw, schrijft Roelof Bouwman. Caroline van der Plas staat in een lange traditie.
Van personen of verschijnselen uit afgelegen oorden wordt doorgaans niet veel heil verwacht. De zegswijze ‘Kan uit Nazareth iets goeds komen?’, ontleend aan het evangelie van Johannes, getuigt ervan. Al in bijbelse tijden stond de periferie niet hoog aangeschreven.
Met afgelegen oorden werden in Nederland vroeger de landsdelen bedoeld buiten het gewest Holland, de voorloper van de in 1840 ingestelde provincies Noord-Holland en Zuid-Holland. Later spraken we over ‘Het Westen en overig Nederland’, zoals in 1956 de titel luidde van een rapport van het Centraal Planbureau. Weer later werd het ‘de Randstad’ versus ‘de regio’.
Steeds was aan die terminologie het westelijke dan wel Randstedelijke idee verbonden dat je voor nieuwe, innovatieve ideeën en ontwikkelingen geen lange reizen hoefde te maken. In ‘overig Nederland’ dan wel ‘de regio’ viel immers weinig te beleven. Onbenul en achterlijkheid lagen er voortdurend op de loer en ook werden er onverstaanbare dialecten gesproken. Wie de vinger aan de pols van de tijdgeest wilde houden, had er niets te zoeken.
Politieke noviteiten begonnen in ‘de regio’
In de ‘nazit’ van de Provinciale Statenverkiezingen van 15 maart bleek dat het met dit sentiment nog altijd niet is gedaan. BBB, met het platteland als uitvalsbasis, boekte een verpletterende overwinning. Weldenkend Nederland was verbijsterd. Hoe was dit mogelijk? Nieuwe politieke trends ontstaan toch altijd in de grote steden in het westen van het land, om daarna uit te waaieren naar ‘de provincie’?
Het is een van de hardnekkigste historische misverstanden. In werkelijkheid hebben bijna alle politieke noviteiten van de laatste honderdvijftig jaar wortels in het noorden, oosten en zuiden van ons land.
Katholieken, socialisten en D66
Het waarschijnlijk oudste bewijs is het politieke activisme van de katholieken. Dat kreeg in 1880 – Nederland kende nog een districtenstelsel – een beslissende impuls, toen in de persoon van Hendrik Schaepman voor het eerst een priester lid werd van de Tweede Kamer. Schaepman, afkomstig uit het Twentse Tubbergen, had die verkiezing te danken aan het kiesdistrict Breda.
De Nederlandse socialisten moesten het aanvankelijk vooral hebben van hun aanhang in Groningen en Friesland. Ferdinand Domela Nieuwenhuis werd in 1888 het eerste socialistische Tweede Kamerlid, dankzij het Friese kiesdistrict Schoterland. En bij de Provinciale Statenverkiezingen van 1935 beleefde de nationaal-socialistische NSB een doorbraak, vooral in Limburg (11,7 procent) en Drenthe (11,2 procent).
Laden…
Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.
Bent u al abonnee en hebt u al een account? log dan hier in
U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.
Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?
Wilt u opnieuw inloggen