Dwang en geld worden de smeermiddelen van het asielbeleid, hier en in de EU. Voor herstel van het draagvlak is meer nodig: terug naar het naoorlogse basis’verhaal’.
Kunst… omdat het moet was in de jaren negentig het kunstprogramma van de toenmalige omroepvereniging Tros. Langer konden de tanden niet zijn. Kunst… niet omdat die intrinsiek de moeite waard is. Of omdat je er als kijker een rijker mens van wordt. Nee, kunst omdat het moest… van de Mediawet. Uitgezonden op de late woensdagavond, als iedereen naar bed was.
Als de veelbesproken ‘spreidingswet’ van asiel-staatssecretaris Eric van der Burg (VVD) later dit jaar eindelijk door de Tweede en Eerste Kamer zal zijn aangenomen – wat nog allerminst zeker is – heeft het kabinet-Rutte zijn eigen variant gecreëerd van dit soort omdat-het-moet-politiek. Van politiek die hooggestemde idealen en overtuigingen van hogerhand verplicht.
De opvang van asielzoekers is voor Nederlandse gemeenten tot op heden nog steeds een vrijwillige daad op basis van humanitaire overwegingen. Dat verandert straks door de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen. Daarmee kan het rijk gemeenten straks dwingen, als vriendelijk vragen en ook financiële bonussen niet helpen.
Humaan… omdat het moet. Van de wet.
Morele plicht verandert zo gestaag in wettelijke plicht
Natuurlijk zullen er ook in de toekomst nog steeds gemeenten zijn die, net als nu, asielzoekers opvangen omdat ze zélf vinden dat dit hun humanitaire taak is. Of omdat ze andere gemeenten – die al veel opvang voor hun rekening nemen – willen helpen. Gemeenten, kortom, met nobele, onbaatzuchtige motieven. De wereld staat in brand, mensen komen begrijpelijkerwijs deze kant op. En mensen in nood, die help je gewoon. Je behandelt mensen zoals je zelf wilt worden behandeld.
Lees hieronder verder
Maar dit morele, humanitaire aspect van het asielbeleid – mensen in nood helpen omdat je zelf het goede wilt doen – is politiek en bestuurlijk wel aan slijtage onderhevig. Bij statushouders – asielzoekers met een verblijfsvergunning – hebben gemeenten al bijna tien jaar een verplichte ‘taakstelling’. De Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen komt nu ook met opvangdwang bij asielzoekers. Morele plicht verandert zo gestaag in wettelijke plicht.
Het spiegeltjes- en kraaltjes-beleid van de spreidingswet
Ook de financiële beloningen die de wet in het vooruitzicht stelt, vreten aan de humanitaire fundering van het asielbeleid. Gemeenten die vrijwillig opvangplekken creëren, krijgen in een eerste ronde 2.500 euro per plek, en in een tweede ronde 1.500 euro. Dit spiegeltjes-en-kraaltjes-element in de spreidingswet kreeg veel kritiek omdat het de hele procedure hopeloos ingewikkeld maakt. Maar het zit erin op nadrukkelijke wens van de VVD om nog iets van vrijwilligheid in de ‘dwangwet’ te behouden.
Een begrijpelijk streven. Maar van humanitaire overwegingen in de asielopvang blijft zo weinig over. Voor de staatssecretaris die tegen de klippen op opvangplekken moet zien te regelen, is het fijn en handig als de tientallen gemeenten die nu steevast de telefoon lekker laten rinkelen als hij belt, straks opeens enthousiast opnemen. Maar met humanitaire onbaatzuchtigheid heeft het nationale asielbeleid dan weinig meer te maken.
Humaan… omdat het moet. (En het betaalt best goed!)
Afkopen in natura mag straks ook: in bedden, tenten en dekens
Nederland staat niet alleen in deze verrassende wending van moreel naar amoreel – of hoe noem je dat. In het Europa van de meeslepende humanitaire waarden, wordt het straks – mocht het langverwachte asiel- en migratiepact eindelijk werkelijkheid worden – voor lidstaten mogelijk om de verplichte overname van asielzoekers uit aankomstlanden als Italië en Griekenland af te kopen voor ‘20.ooo euro per mens’, zoals het AD schreef, alsof de krant een zweem van slavenhandel ontwaarde.
Dat bedrag – voor een land als Nederland een koopje als je het vergelijkt met de kosten van opvang hier – moet dan worden betaald aan een land dat wél asielzoekers opneemt. Betalen in natura mag ook – in bedden, tenten, dekens.
Aan de ene kant heeft zo’n aanpak, eerlijk gezegd, wel iets verfrissends pragmatisch. Even geen hoogdravende praatjes over Europese waarden en morele plichten et cetera, maar gewoon kiezen voor een amorele aanpak die hopelijk wél werkt. Maar in het licht van de hoge toon waarop er in het verleden steeds over asiel is gesproken, is het wel even wennen.
Partijen als Volt en CU hebben in die zin een punt: asielbeleid zou toch meer moeten zijn dan alleen een bureaucratische verdeelsleutel
Partijen als Volt en de ChristenUnie moeten die draai duidelijk nog maken. Ze stonden met hun oren te klapperen toen ze het hoorden. ChristenUnie-Kamerlid Don Ceder vond ‘de uitkoop van vluchtelingen ongelukkig’, Laurens Dassen van Volt ‘voelde schaamte’.
Vanuit hun principiële, bevindelijke benadering van asiel is dat begrijpelijk. Geld en asiel – dat was altijd een beetje verdacht, viezig. Daar hád je het niet over.
Alleen al de suggestie dat er zoiets bestond als een professionele ‘asielindustrie’ – advocaten, ngo’ers, wetenschappers die er hun brood mee verdienen – plaatste je onmiddelijk in de verdachte hoek. Geld verdienen aan asiel? Dat doen alleen die criminele mensensmokkelaars. En nu wordt geld – naast dwang – het smeermiddel van zowel het nationale als het Europese asielbeleid… Daar sta je dan met je waarden en moraliteit. Dat is ruw ontwaken in een nieuwe wereld.
En – eerlijk gezegd – het deugt ook niet helemaal. Er is veel reden om kritisch te zijn over zowel het Nederlandse als het Europese asielbeleid. Alles wat wél werkt – de instroom reguleert en beter over het continent verdeelt – is in principe een verbetering ten opzichte van de huidige praktijk. Maar asielbeleid is toch ook meer – of zou meer moeten zijn – dan een bureaucratisch herverdelingsmechanisme met ‘verdeelsleutels’ en afkoopsommen in euro’s dan wel in natura.
Terug naar het verhaal waarmee het na de oorlog allemaal begon
De uitkomst van al het nationale en Europese gesleutel aan het asielbeleid zou een beleid moeten zijn dat de instroom naar hanteerbare proporties terugbrengt, maar ook als het ware het ‘verhaal’ herstelt waarmee het westerse asielbeleid na de Tweede Wereldoorlog begon, en waarvoor onder veel Nederlanders nog steeds veel draagvlak is. Dat is het verhaal van ‘echte vluchtelingen’ die in hun land van herkomst individueel echt gevaar lopen en die je daarom vanzelfsprekend veilig onderdak biedt, tijdelijk als dat kan, voor altijd als dat nodig is.
Alle maatregelen die nu ter sprake komen, hier en Europees, doen veel te weinig om iets van dat verhaal te herstellen. Dat het moeilijk is, is geen reden om het niet wat harder te proberen.