Nederland geeft een deel van de koloniale kunstcollectie (‘roofkunst’) terug aan Indonesië. Geen slechte ontwikkeling, maar wel een met heel wat haken en ogen, schrijft Geerten Waling.
Op verzoek van Indonesië en Sri Lanka geeft de Nederlandse staat 478 kunstvoorwerpen terug aan die landen, zo besliste D66-staatssecretaris Gunay Uslu (Cultuur). Het is een netelige discussie: alleen al het ‘teruggeven’ veronderstelt ‘roof’. Maar in veel gevallen gaat het om archeologische vondsten, of om legale en relatief eerlijke aankopen uit een tijd dat deze gebieden nog onder Nederlands koloniaal gezag stonden. Een tijd waarin de eisende partijen Indonesië en Sri Lanka nog helemaal niet bestonden als statelijke actoren.
Het is dan ook in veel gevallen anachronistisch om van ‘roofkunst’ te spreken. Dat getuigt van een iets te strak afgesteld moreel kompas. Bovendien is dan de vraag: maakt Nederland volgens diezelfde morele graadmeter ook niet aanspraak op heel wat kunstschatten die ‘ons’ in de loop der eeuwen zijn ontfutseld? Overigens zijn sommige daarvan, bijvoorbeeld na de Franse bezetting, al teruggeroofd of netjes teruggegeven. Dus ons verplaatsen in de vragende partij hoeft niet moeilijk te zijn.
Doe het niet uit schuld of angst, maar uit redelijkheid
Voor een gedeeltelijke teruggave is wel iets te zeggen. De kunstschatten vertegenwoordigen een grote religieuze en/of kunsthistorische waarde voor mensen en groepen in de landen van herkomst. Als die landen ze graag terug willen hebben, en dat is het geval, dan kan Nederland maar beter meewerken.
Niet uit schuldgevoel of angst voor juridische consequenties, maar vanuit het redelijke besef dat die voorwerpen veel meer betekenen voor mensen daar dan voor ons hier. Veel van de voorwerpen staan hier opgeslagen in de toch al uitpuilende depots van musea en andere instellingen. Terwijl ze op de plek van herkomst mooi kunnen worden tentoongesteld, of zelfs ingezet bij religieuze en andere ceremonies en rituelen.
Het argument dat de conservatie van dergelijke objecten beter in handen is in het koele, ‘droge’ Nederland dan in de warme, vochtige tropen is kul. In de landen van herkomst beschikken de musea inmiddels volop over geavanceerde klimaatbeheersing. Bovendien is het überhaupt nogal aanmatigend als de voormalige kolonisator dat als argument gebruikt om de kunstschatten toch maar niet terug te hoeven geven.
Niet zomaar alle objecten terugsturen
Het is een gepaste, terechte en juiste beslissing van Uslu om deze prominente kunstschatten terug te laten keren naar de plaats van herkomst. Dat kunnen en zullen er in de toekomst nog wel meer zijn. Maar hieruit mag geen verplichting volgen om dat automatisch bij alle voorwerpen te doen.
Dat is een te grote aderlating voor de Nederlandse collectie, en zou het koloniale verleden te veel wegzuiveren uit het nationaal erfgoed. Het zou betekenen dat Nederland ook elders ter wereld alle ‘eigen’ kunst mag opeisen. Maar bovendien is een al te rigide opstelling geen handige basis om, na een ‘verbonden’ koloniaal verleden, te werken aan een gedeelde, postkoloniale toekomst.