Nederland heeft baat bij speciaal hof voor ‘democratische delicten’

04 juli 2023Leestijd: 4 minuten
IN BRAZILIË IS OUD-PRESIDENT BOLSONARO VOOR ACHT JAAR UITGESLOTEN VAN VERKIEZINGEN. FOTO: SERGIO LIMA / AFP

In Brazilië is oud-president Bolsonaro voor acht jaar uitgesloten van verkiezingen. Een speciaal electoraal hof heeft hem daartoe veroordeeld. Dat kan inspiratie bieden voor Nederland, waar de discussie over het partijverbod in een impasse dreigt te komen, schrijven Marck Lauxtermann en Geerten Waling.

Oud-president van Brazilië Jair Bolsonaro is vrijdag voor acht jaar uitgesloten van verkiezingen. Niet vanwege fraude, corruptie of andere mogelijke ambtsmisdrijven, maar omdat hij twijfel zaaide over de stemcomputers en daarmee over de betrouwbaarheid van de door hem verloren verkiezingen. Volgens de zevenkoppige rechtbank, die met vijf tegen twee instemde met dit vonnis, is hij schuldig aan het maken van ‘misbruik van zijn politieke macht en misbruik van de media’.

In Nederland kan de strafrechter het kiesrecht beperken

Nederland kent geen speciaal ‘electoraal hof’. Een strafrechter kan wel het actief en passief kiesrecht afnemen, maar alleen in uitzonderlijke gevallen, aangegeven in het Wetboek van Strafrecht en de Kieswet. Een veroordeling voor terrorisme is bijvoorbeeld een grond om het stemrecht te ontnemen. Wel moet de veroordeelde minimaal één jaar celstraf krijgen opgelegd.

In de behoefte om individuen het kiesrecht te ontzeggen, is dus al op andere wijze voorzien. Maar wat als er politieke partijen zijn die gevaar opleveren voor de democratie? Verenigingen (want een partij is juridisch eenzelfde rechtspersoon als een roei- of klaverjasclub) kunnen alleen worden verboden op basis van artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek, dat wil zeggen: als zij ‘in strijd zijn met de openbare orde’. Op diezelfde verbodsgrond zijn ook bepaalde criminele motorbendes en een pedofielenvereniging verboden.

Wet op de Politieke Partijen: misbruik ligt op de loer

In een zelfbewuste, ‘weerbare’ democratie is het wel zo handig als er een specifieke verbodsgrond is, enkel en alleen voor partijen die de democratie willen afschaffen. Vanuit die gedachte, dat de democratie zichzelf moet beschermen tegen antidemocratische partijen als zij wil blijven voortbestaan, is al jarenlang een speciale Wet op de Politieke Partijen in de maak. Juristen, academici en beleidsmakers hebben zich daarover gebogen.

Maar nu het wetsvoorstel richting de Tweede Kamer is geschoven, dreigt het een speelbal te worden van lelijke partijpolitiek. Bij een eerste rondetafelconferentie over het onderwerp deelden experts vorige week hun zorgen over het politieke gekrakeel: D66 en andere partijen insinueren of suggereren opportunistisch dat een partijverbod hard nodig is vanwege radicalisering van partijen als FVD en PVV; die zich op hun beurt fel keren tegen een partijverbod, omdat ze het gevoel krijgen dat dit voorstel bedoeld is om hun partij te verbieden. Quod non.

Veroordeel niet op overtuigingen, maar op antidemocratische daden

Juist om dit precaire onderwerp uit de klauwen van politici en hun partijen te houden, zijn veel bestuurlijke wijsheid en stuurmanskunst nodig. Daarbij zou het een idee zijn om te leren van andere landen, zoals van Brazilië met het specifieke, invloedrijke electorale hof. De schorsing van Bolsonaro is verre van uniek. Twee keer eerder werd een voormalig president tijdelijk het passief kiesrecht ontnomen, onder wie Luiz Inácio Lula da Silva, de huidige president.

In tegenstelling tot het Nederlandse wetsvoorstel, zijn in Brazilië de overtuigingen van een politieke partij niet relevant, maar wordt er gekeken naar de concrete misdaden van een politicus. Zo werd Bolsonaro veroordeeld vanwege zijn leugens over de integriteit van de verkiezingen; niet vanwege zijn verheerlijking van de militaire junta, die Brazilië tussen 1964-1985 bestuurde.

Voordelen van een electoraal hof

Zo’n systeem heeft enkele voordelen. Ten eerste kunnen antidemocratische individuen vóór de verkiezingen van het politieke toneel worden verwijderd, zodat een schorsing zo min mogelijk leidt tot boze kiezers die zich niet gehoord voelen.

Ten tweede zijn de uitsluitingsgronden objectief. Als een radicale Nederlandse politicus zou claimen dat er grootschalige fraude was tijdens de laatste verkiezingen, dan kan de Kiesraad die leugen ontkrachten. In hoeverre zijn partij, en de bijbehorende ideologie, een bedreiging is voor de rechtsstaat, is daarentegen veel minder makkelijk hard te maken.

Juist doordat dit criterium zo subjectief is, neemt de kans ook toe dat een partijverbod wordt ingezet als een politiek instrument. Iets waar experts vorige week in de Tweede Kamer juist voor waarschuwden.

Een hof uitsluitend voor ‘democratische delicten’

Hoe voorkom je dat een partijverbod ontaardt in een cultuur van politieke afrekening? De Leidse hoogleraar Bastiaan Rijpkema heeft daarvoor de theorie van de ‘weerbare democratie’ ontwikkeld. Volgens deze rechtsgeleerde zijn er drie wezenlijke criteria voor antidemocratisch gedrag:

  1. het schenden van het principe van evaluatie (periodieke verkiezingen)
  2. het schenden van het principe van concurrentie (het recht op partijvorming)
  3. het schenden van de vrijheid van meningsuiting (een open publiek debat)

Als die drie Rijpkema-criteria worden gehanteerd, hoeft niemand te bekvechten over of een partij van neonazi’s, salafisten of misschien gewoon boze boeren moet worden verboden. Want dan gaat het niet om de ideologie, maar om een relatief objectieve afweging: toornt een partij of beweging aantoonbaar aan (één van) deze drie basisvoorwaarden voor een democratie.

Altijd een kwestie van interpretatie

Of er sprake is van liegen over verkiezingsfraude, het intimideren van andere politici of het bedreigen van de vrije journalistiek blijft altijd een kwestie van interpretatie.

Daarvoor zou een apart hof in het leven kunnen worden geroepen, met gespecialiseerde rechters, die nergens anders over oordelen dan over al dan niet begane ‘democratische delicten’.