Henri Beunders houdt zijn hart vast voor de komende verkiezingscampagne. Grote namen als Dilan Yeşilgoz (links geweest) en Pieter Omtzigt (oud-CDA’er) zijn in enig opzicht afvallig te noemen, en op afvalligheid volgt haat, karaktermoord en canceling.
Staat ons een nieuw soort smerige verkiezingscampagne te wachten? Ik vrees van wel. En wel hierom.
Als ik het goed zie, komt de felste kritiek op de VVD-kandidaat Dilan Yeşilgöz (1977) vooralsnog uit ‘eigen kring’. Zij is van seculiere Turks-Koerdische afkomst, hier als kind gekomen als asielzoeker. Later werd ze even actief voor SP, GroenLinks en PvdA. Maar vanaf 2014 was ze drie jaar lang raadslid in Amsterdam voor de VVD, daarna een tijdje staatssecretaris.
Ze was minister van Justitie en Veiligheid, toen ze in oktober vorig jaar op tv een stuk van haar eigen haar afknipte. Dit deed ze uit solidariteit met de Iraanse vrouwen die worden mishandeld en vervolgd, onder meer omdat ze weigeren een hoofddoek te dragen. Door wie wordt ze aangevallen? Door de links-islamitische Trouw-columnist Emine Uğur (1978), geboren in Gaziantep, Turkije.
‘De strijd van de vrouwen daar wordt gebruikt om vrouwen met hoofddoeken hier als gevaar te framen. Het is smerig en opportunistisch’, schreef Uğur na de tv-actie van de minister. De columnist zet nu ook vraagtekens bij dat SP-verleden van Yeşilgöz en haar rechtse asielstandpunt, als voormalig asielkind. En natuurlijk bij de verdedigende opmerkingen van de minister inzake het hoofddoekverbod en handhaving van uniforme kledij bij de politie.
Het idee van ‘institutionele discriminatie’ moeten we ruim opvatten. Eind juli zei Uğur in een interview verontwaardigd: ‘Bij het maken van een pasfoto moest ik een stuk haar laten zien. Dat voelt grensoverschrijdend.’ De tirades over en weer op X (voorheen: Twitter) duren nog altijd voort. De eerste reactie luidde dat het een pasfoto van je hóófd moet zijn, ‘niet van je onderbroek’.
Eerder werd Ayaan Hirsi Ali werd verketterd
En toen moest ik denken aan de mediaoorlog tegen de uit Somalië afkomstige Ayaan Hirsi Ali (1969), in 1992 als asielzoeker hier gekomen. Werkend voor de PvdA, werd zij in 2002 door Neelie Kroes overgehaald om op de VVD-lijst te staan voor de Tweede Kamer, waar ze begin 2003 aantrad. Ze was een rijzige en rijzende gestalte in het debat, en fel anti-islam: ‘achterlijke cultuur’, was de strekking van het tv-filmpje Submission met cineast Theo van Gogh in 2004.
Ze werd – ook door haar ‘aangeleerde hulpeloosheid’ – verafgood door vooral blanke mannelijke neoconservatieve intellectuelen uit het midlife-segment en, misschien wel ook daarom, gehaat door juist vrouwen. En zeker door linkse journalisten, zoals Kees Driehuis, eindredacteur van Zembla (VARA/NPS). Vrouw, zwart, feminist, migrant, het telde helemaal niet. Sterker: dit alles vergrootte de haat – ze was een ketter.
‘Ze heeft gelogen!’
Zembla wijdde in 2006 een uitzending aan ‘de heilige Ayaan’, met als kernboodschap dat zij had gelogen over haar leeftijd, haar gearrangeerde huwelijk en haar vluchtroute. Allemaal om hier asiel te kunnen krijgen, en daarna de Nederlandse nationaliteit. De ophef werd zo groot dat het kabinet-Balkenende II erover viel.
Zij vluchtte naar de Verenigde Staten, waar ze nog altijd woont en schrijft. Haar essays worden in internationale kwaliteitsbladen afgedrukt, maar niet in Nederland. Hier geldt ze nog altijd als een provocateur, een verderfelijke ‘islam-basher’. Ook al schiet ze haar pijlen al enige tijd een andere richting op: die van het ‘wokisme’, een nieuwe vijand die ze deelt met minister Dilan Yeşilgöz.
Het was de onderbroek die mij op deze gedachte bracht. De Zembla-redactie betwijfelde of ze wel, zoals ze zei, echt besneden was. Kon ze dat bewijzen? Met andere woorden: wilt u uw onderbroek even uittrekken, zodat wij kijkers dat kunnen vaststellen? Die besnijdenis werd overigens niet in de uitzending gebruikt.
De kerk bekeert heidenen, maar verbrandt haar ketters
Toen ik dit alles nog eens nalas in een studie van Sanne Tegelaar, die op deze kwestie afstudeerde, en ook haar interview met Driehuis las, schrok ik wederom. Driehuis ontkende niet dat hij in de studio was ontploft, zoals te lezen is in het boek De orkaan Ayaan van Sara Berkeljon en Hans Wansink: ‘Ze heeft gelogen! Dit zal politieke consequenties hebben! En die Neelie, die heeft banden met de maffia. Wist zij dit? Wist zij dit?’
Zo veel haat, ik moet dan onwillekeurig denken aan de showprocessen van de Russische communistische dictator Jozef Stalin. De kerk probeert heidenen levend te bekeren, maar verbrandt haar ketters. Bij seculiere religies wacht dissidenten eveneens de dood. Zo lijkt het ook te zijn in de gewone politiek, zeker in verkiezingstijd. Onwetendheid kan haat opleveren, maar kennis nog meer.
Haat gedijt bij een gemeenschappelijke grondslag
Het is misschien wel een algemene wet dat de haat groeit in evenredigheid met het aantal gemeenschappelijke kenmerken, overtuigingen en belangen. Dit schreef Arthur Koestler in zijn autobiografie. Hij werd door de economische crisis van het kapitalisme in 1929 lid van de Duitse communistische partij KPD:
‘Ik haatte de socialisten meer dan de nazi’s. Ik vreesde en haatte Hitlers legioenen natuurlijk, maar het was een koude haat, zonder de emotionele gloed, die slechts vertrouwdheid met het gehate object teweeg kan brengen. Want evenals liefde kan haat slechts gedijen, wanneer er een gemeenschappelijke grondslag bestaat.’
De nazi’s waren voor hem gewoon wilden die zichzelf trouw bleven, maar ‘de socialisten waren mijn geestverwanten, die het hun toevertrouwde pand hadden verraden’.
Haat lijkt de nieuwe religie geworden
Haat is niet nodig voor het beginnen van sociale strijd. Dat hebben Martin Luther King, Nelson Mandela, Václav Havel, Lech Walesa en Aung San Suu Kyi wel bewezen. Dat is hun grootheid.
Er wordt wel onderscheid gemaakt tussen ‘reactieve haat’ en ‘karakterbepaalde haat’. Voor het eerste is een positieve levenshouding een voorwaarde. Zulke mensen reageren op onrecht. Bij karakterologische haat is de haat altijd ‘drijvend aanwezig’, en is het wachten op een ‘trigger’. En die zijn er door de sociale media nu 24/7. Maar ook door de besmettelijk geworden opvatting over het Zelf en de Anderen. En ‘De hel, dat zijn de anderen’, zoals de Franse existentialist Jean-Paul Sartre schreef.
Zijn beroemde landgenoot Gustave Flaubert had in het crisisjaar 1871 al iets soortgelijks geschreven. Zijn eigen zelfhaat evenzeer hatend als zijn hoogmoed, schreef hij, wegzakkend in een ‘innerlijk moeras van verveling’, in een brief over de door hem gehate religie:
‘Dat gelijkstellen van goed en kwaad, van mooi en lelijk, die onbenullige zachtzinnigheid, die wijdverbreide zalverigheid, is een van de plagen van onze tijd. Haat is een deugd!’
Fanatieke ideologen kunnen niet zonder vijand
Anderhalve eeuw later lijkt haat de nieuwe religie geworden. De haat jegens de burgerij met zijn geldzucht en schijnheiligheid leidde sinds Flaubert niet alleen tot de oprichting van linkse politieke partijen, maar werd ook het dogma van de doorsnee-kunstenaars, de bohemiens. En nu van elke doorsnee zichzelf God voelende burger: ‘Ik háát witte sokken, ik háát burgerlijkheid. Ik doe mijn eigen ding, ja!’
Is deze verliefdheid op het geïdealiseerde Zelf de bron van de huidige crisis? Dan is het goed dat we allemaal wel de titel kennen van de bekende film en de bekende song: ‘There is a thin line between love and hate’.
Al die zelfbenoemde bohemiens, al die criticasters en al die fanatieke ideologen van nu kunnen niet zonder een vijand. En al helemaal niet zonder iemand op wie ze kunnen neerkijken, zoals ‘de ander’, ook de buurman. Wat een zielige kleinburger is dat, zeg!
Burgerij en christendom worden weer gehaat als de pest, en nu ook ‘de superrijken’ en het kapitalisme in het algemeen – deze strijd wordt aangevoerd door klimaatactivist Greta Thunberg (2003) – behalve als die superrijken Beyoncé, Madonna of Taylor Swift heten. De hyperbolische haat van nu en de hyperbolische verafgoding zijn twee zijden van dezelfde medaille.
O wee als de bekeerling er eigen ideeën op gaat nahouden
Ik geloof dat het een Idee van Multatuli was dat, ook rond 1870, zei: ‘Alleen kleine mensen kunnen de grootheid van anderen niet inzien.’ De fans – ‘fan’ komt van ‘fanatiek’ – vereren hun sterren omdat zij hun grootheid wél kunnen inzien. En ook omdat zij als gewone mensen binnen de stralenkrans die de ster uitstraalt ook nét wat meer glimmen dan thuis.
Ook dat effect zag Koestler als afvallig communist scherp. Dat communisme was ook een religie, met een messias en een hiërarchie van dienende apostelen:
‘Zelfs het lid dat op de onderste trede der hiërarchie staat, voelt zich de drager van een toorts, welks vlam hem is doorgegeven van het Heilige der Heiligen. Zo is ieder militant partijlid dat zich belast met de bekering van een buitenstaander bekleed met het gezag van een esoterische orde. Hij is geen proselietenmaker, maar een boodschapper uit een andere, een boeiende wereld, omringd door een stralenkrans’.
Maar o wee als de bekeerling, de bondgenoot, er andere, eigen ideeën op gaat nahouden. Dan dooft de stralenkrans, dan volgen haat, karaktermoord, canceling, vervolging, verbanning. Levensbeschouwing geeft een open gezicht, ideologie verblindt, en dan wordt het daarbinnen duister, en duisternis is de broedplaats van de haat.
De oorsprongen van haat zijn moeilijk te begrijpen. Haat is een verzamelterm. Wrok, toorn, vernedering, frustratie, wraaklust zijn er onderdelen van. Wat wel valt te begrijpen, is dat haat voor sommige kleine mensen een levensvoorwaarde lijkt te zijn geworden: een rollator om nog enigszins vooruit te komen in deze tijden van crisis en tijd waarin iederéén als een ster wil fonkelen. En waarin het enige dat in eigen kring fonkelt die verchroomde rollator is. En thuis het altijd oplichtende en bliepende toetsenbord natuurlijk.
Verkiezingscampagne kan weleens vuil worden
Om dit alles houd ik mijn hart vast voor de komende verkiezingscampagne. Ook Frans Timmermans (PvdA) wordt aangevallen vanuit eigen kring, nu hij zich heeft gekandideerd om aan de verkiezingscampagne deel te nemen. En Pieter Omtzigt kan hetzelfde verwachten uit zijn oude CDA-kring, wanneer hij aan de verkiezingscampagne mee gaat doen: autistisch, burn-out, besluiteloos, onbetrouwbare afvallige, en nog zo wat.
De ‘afvalligen’ als ketters op de brandstapel gooien, of zelf een coherente eigen positieve boodschap uitdragen? Dat wordt deze verkiezingscampagne de vraag.