Dat de producenten van de omstreden Stint, een elektrische bolderkar, pas vijf jaar na een dodelijk ongeval in Oss worden vervolgd, is onbegrijpelijk laat. In theorie hangt hun levenslang boven het hoofd, maar dat de slachtofferadvocaat daarop zinspeelt, is stemmingmakerij, vindt Gerlof Leistra.
Vier kinderen kwamen om het leven toen op 20 september 2018 de Stint waarin zij zaten op een spoorwegovergang in Oss werd gegrepen door een trein. Een zusje van twee van de slachtoffers én de begeleidster van de crèche raakten zwaargewond.
Mogelijk werkte de rem van de bolderkar niet, maar de ware toedracht van het noodlottige ongeval is bijna vijf jaar later nog altijd niet opgehelderd. Onbegrijpelijk dat de oorzaak na zoveel jaar nog niet duidelijk is.
Wisten zij dat hun product schadelijk was?
Kernvraag is in hoeverre de twee producenten van de Stint verantwoordelijk zijn voor de dood van de vier kinderen. Wisten zij dat hun product schadelijk was en hebben zij het toch verkocht? In 2011 zouden ze tegenover het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ten onrechte hebben gesuggereerd dat de bolderkar voldeed aan de veiligheidseisen.
Het Openbaar Ministerie vervolgt hen onder meer op basis van artikel 174 van het Wetboek van Strafrecht: het bewust verkopen van een product dat schadelijk is voor het leven of de gezondheid. Als dit feit de dood tot gevolg heeft, wordt de schuldige volgens lid 2 van dit artikel bestraft met levenslang of een maximale tijdelijke celstraf van dertig jaar.
Suggestie van levenslang is stemmingmakerij
Dat slachtofferadvocaat Sebas Diekstra in De Telegraaf suggereert dat mits bewezen levenslang ‘in zicht is’, is stemmingmakerij. Hoe nalatig en strafbaar de producenten ook waren, zij hebben de dood van de kinderen nooit gewild. Levenslang is bedoeld voor opdrachtgevers van liquidaties of voor meervoudige moordenaars, niet voor ondernemers die ernstige fouten hebben gemaakt.