Nieuwe kabinetten verschillen in Nederland nooit onherkenbaar van de vorige. Dan kan veranderen als verwante partijen – net als in 1972 – al vóór verkiezingen een regeerakkoord sluiten en een ministersploeg presenteren, schrijft Roelof Bouwman.
Over het op afstand meest opvallende aspect van onze parlementaire geschiedenis wordt verbazingwekkend weinig gesproken en geschreven. Toch, zo leert de ervaring, snakken buitenlandse historici en politicologen vaak naar adem als ze het horen: sinds de invoering van het algemeen (mannen)kiesrecht in 1918 bevat elke Nederlandse coalitie minstens één partij die ook al in de vorige zat.
Hoe komt dat? Heeft het te maken met de vermaledijde politieke versnippering in ons land, waarover zoveel opiniemakers klagen?
Nee, dat kan niet de hoofdoorzaak zijn, want die versnippering is pas van relatief recente datum. Tot twintig jaar geleden waren er bij Tweede Kamerverkiezingen altijd wel één, meestal zelfs twee partijen die om en nabij de 30 procent van de stemmen behaalden: de katholieke KVP (en voorloper RKSP), de PvdA en/of het CDA.
Uitsluiten is alleen toegestaan bij partijen rechts van de VVD
Dat Nederland al meer dan honderd jaar geen echte, totale regeringswisseling heeft meegemaakt, heeft vooral te maken met onze merkwaardige politieke mentaliteit. Die is – hoewel er ook altijd dissidente stemmen zijn geweest – doortrokken van het idee dat het verkeerd is om politieke tegenstellingen zo scherp mogelijk neer te zetten. Dat heet in Den Haag ‘op de spits drijven’ of ‘polariseren’ en dat escaleert al snel in de richting van ‘uitsluiten’, wat – zoals bekend – alleen is toegestaan bij partijen rechts van de VVD.
Maar democratie gaat niet over gezelligheid, maar over kiezen. Als bijna iedereen met bijna iedereen wil regeren, kunnen politici – zoals in de Nederlandse praktijk ook vaak blijkt – met stembusuitslagen alle kanten op. Niet verkiezingen zijn dan het belangrijkste moment in het democratisch proces, maar kabinetsformaties.
PvdA, D66 en PPR kwamen in 1972 met regeerakkoord vóór verkiezingen
Als gezegd: er zijn ook altijd dissidente stemmen geweest. Het duidelijkst klonken die bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1972. PvdA, D66 en PPR (een voorloper van GroenLinks) stelden toen al vóór de verkiezingen een gemeenschappelijk regeerakkoord op, onder de titel Keerpunt 1972. Ook formeerden de drie partijen alvast een gemeenschappelijke ministersploeg, met Joop den Uyl (PvdA) en Hans van Mierlo (D66) als blikvangers.
Laden…
Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.
Bent u al abonnee en hebt u al een account? log dan hier in
U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.
Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?
Wilt u opnieuw inloggen