Het Nederlands is grotendeels verdwenen uit het officieel tweetalige Brussel. Nederland moet zijn plicht niet langer verzuimen en de taal bevorderen in deze van oorsprong Nederlandstalige stad, schrijft filosoof Mark Coelen op EW Podium.
Volgens een taaltelling uit 1846 was 60,3 procent van de gemeente Brussel Nederlandstalig. In aanliggende gemeenten die intussen deel uitmaken van de Belgische hoofdstad – zoals Schaarbeek (70,5 procent), Etterbeek (96,1 procent) en Anderlecht (89,9 procent) – kende het Nederlands destijds een nog dominantere positie. Een krappe twee eeuwen later is van deze hegemonie niets over: onderzoeksinstituut BRIO meldt dat een schamele 16,3 procent van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het Nederlands beheerst. De Belgische verkiezingen van 2024 lijken deze daling geen halt toe te roepen.
Steeds meer Vlamingen eisen confederalisme, een staatsvorm die het Nederlandstalige Vlaanderen in de praktijk verandert in een onafhankelijk land. Als dat gebeurt, geldt hetzelfde voor het Franstalige Wallonië met zijn kreupele economie. Het inkomen per Waal is zo’n 32.000 euro, per Vlaming ruim 45.000 euro. Een flink verschil, dat mogelijk nog groter wordt: voor- en tegenstanders zien in dat de Waalse economie dramatisch verslechtert als de verkiezingen uitdraaien op een overwinning voor het confederalisme. Plausibel is dat Walen dan naar Brussel trekken. Daar hapert de economie allerminst – het inkomen per Brusselaar is bijna 75.000 euro – en het Frans is er in feite de voertaal. Zo’n migratiestroom zet de povere positie van het Nederlands in Brussel verder onder druk.
Gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel naar Brussel toe
Aan urgentie om de positie van het Nederlands in de Belgische hoofdstad te verbeteren is dus geen gebrek. Wel aan verantwoordelijkheidsgevoel, niet alleen in Vlaanderen. Het is een taak van de Nederlandse overheid om het Nederlands te bevorderen in het buitenland (waar de taal gesproken wordt). Al helemaal in Brussel, waar men sinds de late Middeleeuwen (een variant van) het Nederlands bezigt.
De Nederlandse overheid investeert jaarlijks zo’n 6,7 miljoen euro in de Taalunie, een kennis- en beleidsorganisatie die zich inzet voor de Nederlandse taal. Een beperkt deel van dat geld is bedoeld voor activiteiten om het Nederlands in het buitenland te bevorderen. Het gaat om ongeveer 1,5 miljoen euro. Verreweg het meeste hiervan is bestemd voor taalonderwijs in landen buiten Europa. Niet echt een vetpot.
Taalpropaganda naar Frans voorbeeld
Nederland kan veel leren van Frankrijk. Dat investeert al lang en fors in taalonderwijs om de positie van het Frans in het buitenland te verbeteren. Dit gebeurt met name via het Institut Français en Alliances Française. Deze organisaties hebben vestigingen over de hele wereld en kunnen opgeteld jaarlijks rekenen op een subsidie van 37 miljoen euro van de Franse overheid. Ook de Organisation Internationale de la Francophonie, vergelijkbaar met de Nederlandse Taalunie, ontvangt elk jaar een overheidstoelage: 15,6 miljoen euro (niet al dit geld is bedoeld voor taalonderwijs in het buitenland).
Frankrijk geeft dus veel meer geld uit aan taalpropaganda, zeker als je de investering van president Emmanuel Macron van liefst 185 miljoen euro meetelt. In 2020 kondigde hij aan om een historisch landgoed met kasteel in Villers-Cotterêts om te toveren tot mondiaal centrum voor de Franse taal. Naast meerdere expozalen, kent het imposante complex – dat eind dit jaar zijn deuren opent – een onderzoekslab voor taalkwesties.
Ook goed voor de economie
Waarom we de Fransen moeten volgen? Het bevorderen van een taal in het buitenland is meer dan een patriottische behoefte van elk zichzelf respecterend land. Het levert ook extra handel op, ten gunste van de binnenlandse economie. Brussel telt bijna 1,3 miljoen inwoners, ongeveer evenveel als de provincies Drenthe, Zeeland en Flevoland samen: voor Nederlandse begrippen een behoorlijke markt.
Wetenschappers bevestigen de samenhang tussen een gedeelde taal en economisch gewin. Uit onderzoek blijkt dat Franstalige landen door wederzijdse handel gemiddeld 22 procent extra handelsinkomsten genereren. Frankrijk profiteert indirect: hierdoor ligt het bbp per Fransman 2,6 procent hoger.
Ja, we kunnen ook gewoon Engels met elkaar spreken. In deze geglobaliseerde wereld is dat soms een onontkoombare conclusie. Maar in Brussel liggen de kaarten anders. Het bevorderen van het Nederlands aldaar is een cultuurhistorische vereffening uit eigen zak mét rendement.
Vredesdaad van een trotse bemiddelaar in Brussel
De Vlaamse confederatiewens is niet louter economisch van aard. Het stoot Vlaanderen tegen de borst dat Franstalig België het Nederlands jarenlang niet serieus nam. In Wallonië is het Nederlands niet een verplicht schoolvak, in Vlaanderen is het Frans dat wel (in Brussel zijn beide talen verplicht). Een jaar geleden werd bekend dat het Nederlands vanaf september 2027 verplicht wordt op Waalse scholen.
Intussen verhuisden afgelopen decennia vele tienduizenden Walen – die het Nederlands niet tot nauwelijks beheersen – naar Brussel vanwege de kansen die de miljoenenstad biedt (en dat worden er na de verkiezingen dus mogelijk meer).
Extra investeringen in taalonderwijs kunnen deze leerachterstanden en sociale spanningen deels verhelpen. Het bevorderen van de Nederlandse taal in Brussel is een vredesdaad, begaan door een trotse bemiddelaar, au moins, à mon avis.