In de jaren dertig zweeg de Duitse intellectuele elite over de wandaden van de nazi’s. Tot het te laat was. Het kan opnieuw zo gaan, schrijft Henri Beunders.
Bij belangrijke kwesties zeggen veel mensen niet hardop wat ze diep van binnen denken. Dat heet de silentium populi, het zwijgen van het volk. Waarom doen ze dat niet? Waarom zou je? Sociaal veel te gevaarlijk. Als je op een partijtje zegt dat je voor de doodstraf bent, of voor pedofilie, en men loopt dan boos de kamer uit, dan begin je de volgende keer over het weer: ‘Tjonge, tjonge, wat een weertje, niet?’ Dat beaamt iedereen: je mag blijven!
Wat de dwarsdenker dan denkt, is dit: achter dat gordijntje in het stembureau ziet niemand me. Dan zal ik ze toch een poepie laten ruiken! Echt wel.
Zo ging het voor ‘Gaza’ ook in ons land, zeker in de kringen die zich het weldenkende deel der natie wanen. En dus zeker ook in culturele kringen. Die willen wel tegendraads zijn, en soms zelfs echt gek doen, maar over het eigen werk waren ze het lekker eens. Ze tekenden samen petities tegen bezuinigingen op hun sector: ‘Uitverkoop van onze beschaving!’
Das war einmal.
‘If you can’t beat them, join them’
Nu loopt de scheidslijn tussen pro-Israël en pro-Palestijnen zichtbaar door de werelden van kunst, cultuur en media. Columnisten als Leon de Winter en Elma Drayer blijven bij hun pro-Israël-standpunt, columnist Leonard Ilja Pfeijffer en acteur Ramsey Nasr nemen het op voor de Palestijnen in Gaza. Er is een ‘open brief’ van theatermakers aan de regering om minder eenzijdig pro-Israël te zijn. Ondertekend door ‘800+’-mensen, van wie Georgina Verbaan een van de weinigen was die mij enigszins bekend voorkwamen.
Het zal ongetwijfeld een rol spelen in de wanverhouding tussen sympathisanten met de Palestijnen (veel) en Israël (weinig) dat er in Nederland dankzij Hitler nog slechts zo’n 30.000 Joden zijn, tegenover circa een miljoen moslims. Met waarheid, menselijkheid of rechtvaardigheid heeft het dan misschien wel net even iets minder van doen dan met de oude wijsheid: ‘If you can’t beat them, join them’.
Extremen komen rond Gaza bij elkaar
Belangrijker is dat extreem-links en extreem-rechts nu hetzelfde standpunt delen. Zeker in Duitsland, waar het allemaal begonnen is. ‘From the river to the sea, Palestine will be free’: deze oproep horen we overal in het Westen bij demonstraties. In Duitsland roept men er nóg wat bij tegen de regering in Berlijn: ‘Befreit Palästina von der deutschen Schuld.’
Oftewel: hou eens op over dat Auschwitz en de steun aan Israël, uit schuldgevoel daarover. In extreem-rechtse kring, rond Alternative für Deutschland en nog rechtser, werd hetzelfde gezegd. Auschwitz? ‘Slechts een vogelpoepje in de wereldgeschiedenis.’ Het is in de politicologie een bekend fenomeen dat sommigen een hoefijzermodel doorlopen, van het linker uiteinde via het midden naar het rechter uiteinde.
Nieuw is de splijting van het culturele midden, dat zich doorgaans progressief noemt. Deze is nog beangstigender, omdat het zo menselijk, ja, beschaafd, is, dat beleefde zwijgen en dat welwillende aanhoren van de ander dat dan ineens – pats, boem – omslaat in openlijke veroordeling, gescheld over en weer, haat en cancelling. Dan is een vorm van een begin van de burgeroorlog niet ver weg meer.
De Duitser die het scherpst schreef over opkomst Hitler
Wie kunnen we, om dit verschijnsel beter te begrijpen, beter aanhalen dan een Duitser – sterker: dé Duitser – die het bondigst en scherpst over de opkomst van Hitler heeft geschreven: Sebastian Haffner?
Begin 1933 was Haffner 25 jaar oud, goed opgeleid, goed gekleed, zoon van een liberale én puriteinse Pruis, met tienduizend boeken in de kast. Zoon was jurist, en was ‘referendaris’ geworden, een soort vrijwilliger bij rechtbanken en andere staatsorganen, met alleen adviesrecht, al schreven deze referendarissen heel wat vonnissen. Hij noemt zich in zijn herinneringen aan deze tijd ‘bedaard, nuchter, behept met bestuurslogica’, meer cultureel dan politiek: zijn goden waren Goethe en Mozart.
Hij verbaast zich, terugkijkend in 1938, over de ‘onverschillig-superieure kalmte’ waarmee hij en zijn vrienden en collegae de ontwikkelingen begin 1933 gadesloegen: ‘Als vanuit een theaterloge.’ Terwijl het stuk dat zich daar ontvouwde toch erop was gericht ‘om ons uit de weg te ruimen’.
De Machtübernahme op 30 januari 1933? Ach, weer een regeringswisseling. ‘We lazen het in de krant.’ En wat op straat gebeurde, gebeurde al jaren: bruine uniformen, betogingen, geknuppel. Op zijn rechtbank veranderde er niets, en dat ervoer hij als een triomf over de nazi’s. Hij ging dus naar het carnavalsbal, naar de film, of uit dansen met zijn vriendin en dronk chianti.
De tol: dit ‘dagelijks leven stond een helder inzicht in de weg’. Ook dat arbeiders – sociaal-democratische én communistische – met honderdduizenden tegelijk overliepen naar de nazi’s.
Wegkijken was de eerste reactie
Tot de eerste actie merkbaar was, op zijn zo rustige rechtbank: de boycot van Joden op 1 april 1933. Er was een schreeuw, men hoorde gestamp op de gang. ‘Iemand zei: “SA.” Daarop zei een ander rustig: “Die smijten de Joden eruit,” en twee of drie mensen lachten daarom.’
Wat was de reactie van de welmenende, goedopgeleide collegae zoals hijzelf? Wegkijken, was in de oren stoppen, zich illusies maken. Daarna kwam de verbittering en het pessimisme, wat tezamen leidde tot ‘verharding uit zachtmoedigheid’, de een-na-laatste beschermlaag van het ego.
Dan komen wat mij betreft de interessantste passages: ‘Van wat ik bij benadering mijn “vriendenkring” had kunnen noemen, was in de herfst van 1933 niets meer over’.
Hij vormde met vijf andere referendarissen een klein ploegje, uit dezelfde elite, men at samen, kwam bij elkaar over de vloer, discussieerde samen. ‘We hadden zeer uiteenlopende overtuigingen, maar we waren nooit op de gedachte gekomen dat we elkaar daarom zouden moeten haten. We mochten elkaar allemaal redelijk graag’.
Die meningen vormden, zeg maar, een cirkel, of een hoefijzer: één had communistische sympathieën, een ander militaristische, de derde anarchistische, de vierde was extreem individualistisch, ‘ik conservatief’. En er waren een paar bemiddelaars bij. ‘We wisselden soms voor de discussie van rol. Hij de antisemiet, hij de nazi. Zo hoffelijk ging het er bij ons aan toe’. Niemand die hen zo zag zou hebben geloofd ‘dat de leden een paar jaar later, klaar om te schieten, tegenover elkaar op de barricaden zouden staan’.
Op het nippertje gevlucht
Het gif sloop in de discussie, eerst over de boycot van de Joden. De breuk kwam na de massamoord door nazi’s op politieke tegenstanders in de Köpenicker Blutwoche. Twee collega-juristen uit Haffners clubje, die niet hadden meegedaan, kwamen lachend de kamer in. De een riep: ‘Was het niet geweldig, gisteren in Köpenick?’ en beschreef hoe men de vrouwen en kinderen telkens naar een aangrenzende kamer had gestuurd om vervolgens de mannen met een revolver neer te schieten of met een knuppel de hersens in te slaan. De meesten hadden zich merkwaardigerwijs helemaal niet verzet. Ze ‘hadden er in hun nachtgoed maar een treurige vertoning van gemaakt’, zei hij met ‘dat brutale lachje op zijn gezicht’.
Haffner zei daarop: ‘Weerloze mensen afslachten?’
Hij: ‘Ze hadden zich moeten verdedigen, dan zouden ze niet weerloos zijn geweest. Dat is nu precies die walgelijke marxistische truc om te doen alsof je weerloos bent als het menens wordt (…) Misschien geef ik u wel aan bij de Gestapo.’ Haffner: ‘Hij keek mij nu werkelijk ijskoud aan en ik had plotseling een raar gevoel in mijn knieholtes.’ Hij ontvluchtte niet lang erna zijn vaderland, en begon in zijn dagboek aan Het verhaal van een Duitser 1914-1933 en andere beroemd geworden boeken over de ontaarding van zijn Duitsland.
Beschaving is dun laagje, blijkt niet enkel in Gaza
Door dit aan te halen, wil ik niet op slinkse wijze een parallel trekken tussen de pro-Palestina-sympathisanten en de SA-knuppelaars. Nou ja, misschien wel met die Hamas-slachters van 7 oktober, en ook wel met diegenen die openlijk oproepen om het hele Midden-Oosten Judenfrei te maken. Ik haal Haffner aan om aan te geven dat de maatschappelijke tolerantie en beschaving – en zeker ook de zelfkennis – vaak maar flinterdun vernis vorm. Dit geldt voor de situatie daar én voor de situatie hier. En dat er dan maar één niet te ontkennen gewelddadige gebeurtenis hoeft te zijn voordat je naasten je vijanden worden.
De moraal is een gezegde zo oud als Methusalem: ‘Ga met je vrienden om met in gedachten dat ze morgen je vijand zouden kunnen zijn. En behandel je vijanden zo met in gedachten dat ze morgen je vrienden zouden (moeten) kunnen worden.’ In een chaotische, gevaarlijke en gewelddadige wereld is dat, zeker tussen staten, bijna een vereiste.