Geen Geert Wilders dus als premier, maar wie dan wel?

Zicht op het Torentje vanaf de Lange Vijverberg. Foto: Sandra Uittenbogaart/HH/ANP

Het is niet noodzakelijk dat de grootste partij de premier levert. Zelfs een buitenstaander in het Torentje is denkbaar. Maar uit democratisch oogpunt is dit geen wenselijk scenario, schrijft Gerry van der List.

Het welslagen van een kabinet hangt sterk af van de verstandhouding tussen de deelnemende partijen. In dit opzicht – en ook in andere opzichten trouwens – ziet het er niet heel goed uit voor de regeringscoalitie in – moeizame –  wording.

Zo kwam Geert Wilders mopperend uit de laatste besprekingen met informateur Kim Putters. De PVV-leider noemde het ‘unfair’, ‘ondemocratisch’ en ‘staatsrechtelijk onjuist’ dat hem het premierschap niet werd gegund. Waarbij duidelijk was dat vooral Pieter Omtzigt dwars had gelegen. Zijn NSC blijft spaken in het rechtse wiel steken.

Na het gedwongen afhaken van Wilders is het speculeren begonnen over wie dan de nieuwe bewoner van het Torentje wordt. Het is de gewoonte geworden dat de grootste partij in de Tweede Kamer de premier levert. Maar niet zo heel veel Nederlanders zien in PVV-volksvertegenwoordigers als Fleur Agema, Dion Graus en Gom van Strien de geschikte, verbindende persoon om leiding te geven aan de aanstaande coalitie, met de mysterieuze aanduiding ‘programkabinet’.

Lastig te voorspellen wie het goed doet

Het is niet noodzakelijk dat de premier uit de grootste partij komt. In 1971 was Barend Biesheuvel afkomstig uit de ARP, die bij de verkiezingen 26 zetels minder had behaald dan de PvdA en 22 zetels minder dan de KVP. Biesheuvel ging overigens snel de mist in. De grote antirevolutionaire politieke belofte bleek een slechte teamleider, toonde weinig mensenkennis en schatte politieke ontwikkelingen verkeerd in.

Sowieso valt het lastig te voorspellen wie het goed zal doen als premier. Zo werd van Piet de Jong weinig verwacht, maar de KVP’er hield zijn kabinet in woelige tijden (1967-1971) bekwaam bijeen.

Namen van VVD’ers doen al de ronde

Enfin, mogelijk komt de 43ste premier van Nederland uit de oude partij van Wilders. Namen van allerlei VVD’ers doen al de ronde. Van Fred Teeven bijvoorbeeld. Eens een mislukte lijsttrekker van Leefbaar Nederland, daarna een voortijdig afgetreden staatssecretaris en vervolgens buschauffeur. De VVD beschikt wel over betere kandidaten.

Zoals Jan van Zanen, de innemende, welsprekende, kordate, bestuurlijk ervaren en verbindende burgemeester van Den Haag. Maar het lijkt niet zo verstandig een goede baan op te geven om in een weinig harmonieuze coalitie als premier te gaan hengelen naar voldoende steun voor wetten en beleidsmaatregelen, terwijl Wilders en Omtzigt je vanuit de Kamer onder vuur nemen.

De Quay: een goede premier tegen wil en dank

Van Zanen beschikt ook niet over parlementaire ervaring. Nu staat dit een premierschap niet per se in de weg. In 1959 werd de commissaris van de Koningin in Noord-Brabant verzocht zijn geliefde provincie te verlaten om in Den Haag een kabinet te formeren. Deze Jan de Quay (KVP) had daar helemaal geen zin, en zou in zijn dagboeken uiting geven aan zijn enorme weerzin tegen de hem in de maag gesplitste baan van minister-president.

Maar de beminnelijke, politiek onervaren katholiek deed het best goed als premier tegen wil en dank. Zijn kabinet zat netjes de rit uit en bewerkstelligde redelijk veel. De kiezer leek ook tevreden, want de KVP bereikte in 1963 met vijftig zetels een recordscore bij de verkiezingen.

Het is beter als de premier uit de Kamer komt

Maar hoewel de minister-president niet rechtstreeks wordt gekozen, ligt het uit democratisch oogpunt voor de hand een gekozen Tweede Kamerlid naar het Torentje te laten verhuizen. Het zou kiezers toch bevreemden om, na op 22 november te hebben gestemd, te maken te krijgen met Louise Fresco, Louis van Gaal of een andere buitenstaander zonder kiezersmandaat als premier.

Voorlopig kunnen die kiezers alleen maar in spanning afwachten wie de (on)gelukkige wordt. Parlementair journalisten verheugen zich op enerverende politieke tijden. Wat niet per se een goed teken is voor het land.