Armoede daalt, waarom is dat zo lastig toegeven?

Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA) bij het verkiezingsdebat georganiseerd door EenVandaag. Foto: Koen van Weel/ANP

Goed nieuws komt zelden goed uit, niet in de journalistiek en ook niet in de politiek, schrijft Gertjan van Schoonhoven.

Toen GroenLinks-PvdA-leider Frans Timmermans vorige week, in zijn strijd voor een (nog) hoger minimumloon, op de nationale tv zei dat ‘we in Nederland 800.000 mensen in armoede hebben’, zei hij er wijselijk niet bij dat dit verheugend nieuws is.

Tien jaar geleden waren het er volgens de gangbare definitie bijna 1,1 miljoen.

Verheugend ook in ander opzicht. In het eerste jaar van de oorlog in Oekraïne waren de zorgen groot dat de hoge energieprijzen de armoedecijfers zouden opstuwen naar zo’n 1,3 miljoen Nederlanders.

Maar toen opende het kabinet op Prinsjesdag 2022 de schatkist voor een ruimhartig ‘koopkrachtpakket’ en werden het er uiteindelijk een kleine 640.000, volgens de jongste raming. Dus nog weer minder dan Timmermans zei.

Armoede daalt

Of het beoogde kabinetsdoel van een half miljoen mensen in armoede in 2030 wordt gehaald, is afwachten. Maar vooralsnog doen de aantallen maar één ding: dalen.

Zelfs het altijd zorgelijke Nibud kan er in zijn nieuwe jaarrapport Geldzaken in de praktijk 2024 niet omheen. Het ‘gaat de goede kant op’ met de financiële situatie van Nederlandse huishoudens. ‘Het aandeel huishoudens dat moeilijk kan rondkomen is in de afgelopen twaalf jaar niet zo laag geweest als nu.’

Ja maar de voedselbanken dan!

Geen discussie over armoede in Nederland zonder dat iemand de voedselbanken erbij haalt. Onder het motto: weg met al die abstracte statistieken, leve de rauwe werkelijkheid.

Begrijpelijk. De armoede-kwestie is een complexe definitie-kwestie. Wat op tv hyperbolisch ‘armoede’ heet, is in werkelijkheid: risico op armoede bij mensen die kort of lang moeten rondkomen van een laag inkomen, doorgaans een uitkering.

De bijbehorende definities en berekeningen veranderen ook nog eens om de haverklap. Dan is het fijn om een simpel peilbaken te hebben. De voedselbanken dus.

Aantal klanten voedselbank stabiel

Ook die vertellen een ander verhaal dan dat van Timmermans. Blijkens de jaarverslagen is het aantal mensen dat (tijdelijk) een beroep op een voedselbank doet, in het oorlogsjaar 2022 gestegen, en wel met bijna 50.000: van 147.500 naar 197.000.

Maar gemiddeld is het aantal klanten van de voedselbank al jaren stabiel: rond de 150.000 personen per jaar. Dit ondanks een gestegen aanbod. Er komen nog steeds voedselbanken bij.

Dat aantal van 150.000 personen ligt dicht bij het cijfer dat de ‘armoede’ in Nederland – volgens de gangbare moderne definitie – het meest benadert. Dat is het aantal personen met een ‘langdurig laag inkomen’ en dat zijn er nu een kwart miljoen. Minder dan ooit.

Ook in vergelijking met verreweg de meeste andere EU-landen is het Nederlandse ‘risico op armoede’-cijfer laag.

Het ‘eerlijke verhaal’

Wellicht klinkt 640.000 mensen met een laag inkomen op een bevolking van dik 17 miljoen nog veel. En nee: niemand zou met hen willen ruilen.

Maar enige relativering is op z’n plaats. In de jaren tachtig waren het er 3 miljoen op een bevolking van 14 miljoen, zei de hoofdeconoom van het CBS, Peter Hein van Mulligen, vorige maand.

De laatste verkiezingen gingen over bestaanszekerheid, toen die nog nooit zo… zeker was.

Je zegeningen tellen, past natuurlijk slecht in politieke frames over veertien jaar ‘neo-liberale’ rampspoed onder de kabinetten-Rutte. Maar het is, om met een voorganger van Timmermans te spreken, wel ‘het eerlijke verhaal’.