Nationale Dodenherdenking gaat ook over onze gezamenlijke toekomst

Militairen tijdens de Nationale Dodenherdenking op de Dam. Foto: ANP

Herdenken zoals we dat bij de Nationale Dodenherdenking doen is niet alleen een teken van respect voor leed uit het verleden, maar ook een middel om de samenleving bijeen te houden. Dat schrijft Geerten Waling.

‘Dit land was ooit een heel erg leuk land, waar het fijn leven was, waar iedereen verbonden was,’ zei acteur Huub Stapel onlangs in Op1, waar hij zat als mede-initiatiefnemer van het ‘oranje keppeltje’ voor burgemeesters op Koningsdag, als statement tegen antisemitisme.

Of dit land ooit echt zo leuk was, hangt af van wie je het vraagt. Maar het gevoel achter Stapels woorden is herkenbaar. Is deze verdeelde, verbitterde samenleving nog wel bij elkaar te houden?

Een geslaagde natie

De voornemens om de 4 mei-herdenking te verstoren met lawaaidemonstraties, onder meer door anti-Israëlfanatici, doen anders vermoeden.

In de lezing Wat is een natie? (1882, in vertaling uitgegeven door Elsevier Boeken in 2013) beantwoordt de Franse liberaal Ernest Renan zijn eigen vraag door twee basisingrediënten te noemen van een geslaagde natie.

‘Het ene is het gemeenschappelijk bezit van een rijke erfenis aan herinneringen; het andere is het tegenwoordige saamhorigheidsgevoel, de wens om samen te leven, de wil om opnieuw waarde te geven aan de erfenis die men samen ontvangen heeft.’

De erfenis van De Oorlog is geen fraaie: capitulatie, verraad, haat, onmacht, ellende. Verdriet dat zich niet laat wegpoetsen met verhalen over heldhaftig verzet van die paar moedigen. Toch heeft die erfenis generaties voorzien van een gedeelde culturele taal en, vooral, een moreel kader. Het sterkst uit zich dat in drie woorden: dit nooit meer.

‘De offers die wij hebben gebracht en de tegenslagen die wij hebben doorstaan, bepalen onze vaderlandsliefde,’ dacht Renan, vrij naar het credo van het oude Sparta: ‘Wij zijn wat u ooit was. Wij zullen zijn wat u nu bent.’

Dodenherdenking ouderwets?

Renan had makkelijk praten. Eeuwenlang hebben gedeelde successen en tegenslagen generatie op generatie geholpen aan meer eenheid en saamhorigheid. Zelfs in de Tweede Wereldoorlog was de (geïdealiseerde) herinnering aan de Nederlandse strijd, onder leiding van Willem van Oranje, tegen de tirannie van de Spaanse koning, als een baken in pikdonkere nacht. Zeker koningin Wilhelmina in Londen putte kracht en inspiratie uit de herinnering aan haar verre voorvader.

Kom daar nog maar eens om in 2024. Bijna tachtig jaar na de bevrijding lijkt elke nationale viering en herdenking, van Sinterklaas tot Prinsjesdag tot Koningsdag, opeens wel ouderwets, belachelijk of ronduit verdacht geworden.

Eigenlijk is het bijzonder dat de Nationale Dodenherdenking op 4 mei om 8 uur ’s avonds op de Dam, samen met honderden kleinere herdenkingen in het hele land, toch zo’n vast en plechtig ritueel kon worden. Vanzelfsprekend was dat nooit, zo weten we.

Vechten voor Dodenherdenking

Het zou passen bij het verdeelde en individualistische Nederland, waarin onverschilligheid vermomd gaat als ‘tolerantie’ en normloosheid als ‘vrijheid’, om ook 4 mei langzaam los te laten als nationaal ritueel. Als de laatste getuige van De Oorlog is gestorven – en zeker als het gedeelde ethisch kader dat ’40-’45 ons gaf, is weggezakt in de morele mist van de 21ste eeuw.

Toch is 4 mei de moeite waard. Ja, de herdenking van het verleden past ook op lokale schaal – en evengoed in Europees verband of groter. Maar dat uitzonderlijke nationale ritueel op 4 mei, dat moment waarop eenieder die wil, kan delen in die twee minuten van sereniteit, contemplatie en respect voor hen die vielen voor de vrijheid…?

Dat is iets om voor te vechten. Niet alleen voor het verleden, maar juist ook voor de toekomst.