De formerende partijen staan op belangrijke dossiers lijnrecht tegenover elkaar. Een hoofdlijnenakkoord is haast niet te doen, schrijft Hella Hueck.
Vlak na de verkiezingen in november leek het appeltje-eitje: een rechts kabinet met PVV, VVD, NSC en BBB kon snel aan de slag. Ze hebben een forse meerderheid en veel gemeenschappelijke programmapunten.
En nu is het mei.
Aan de formatietafel gaat het stroef. Ook in de Tweede Kamer blijken de vier ver uit elkaar te liggen.
Zoals bij de huurwet van woonminister Hugo de Jonge (CDA), die vorige week door een ruime meerderheid in de Kamer werd gesteund en die de uitwassen van de geliberaliseerde huurmarkt (torenhoge huurprijzen) moet bestrijden. PVV en NSC gaven hun steun. VVD en BBB waren mordicus tegen.
De angst is reëel dat particuliere beleggers afhaken en woningen verkopen als de huurprijs te veel wordt begrensd. BBB noemde de huurwet zelfs een schending van het eigendomsrecht, ‘de moeder van alle grondrechten’. Veel liberaler dan dat vind je het niet in de Tweede Kamer.
Duizenden boeren moeten stoppen
De formerende partijen staan ook lijnrecht tegenover elkaar in het mestdossier. Melkveehouders mogen van Brussel niet meer zoveel mest uitrijden als voorheen en zitten met overvolle mestkelders. Daarom wil minister Piet Adema (ChristenUnie) de veestapel verkleinen en boeren uitkopen.
Duizenden boeren zullen moeten stoppen. NSC van Pieter Omtzigt gaf, net als bij de huurwet, steun aan de minister. De VVD deed dat in dit geval ook. Maar de plannen van Adema zijn weer tegen het zere been van BBB (en haar luidruchtige achterban) en de PVV.
Doorbuffelen
Hoe moeten partijen met deze verschillende gezichtspunten ooit een akkoord op hoofdlijnen sluiten? Het lijkt mij haast niet te doen.
Intussen buffelt het demissionaire kabinet door met wetgeving maken en meerderheden zoeken. Dat juist ministers van de kleine oppositiepartijen CDA en ChristenUnie zo doorpakken, getuigt van grote verantwoordelijkheid voor het landsbestuur.