Grappig. Uitgerekend de partij die zo graag hard uitdeelde in het politieke debat, blijkt nu zelf moeite te hebben met incasseren. Onzin om ‘extreem-rechts’ uit Kamerdebat te weren.
Het Reglement van Orde van de Tweede Kamer is er duidelijk over: Kamerleden moeten zich onthouden van ‘beledigende uitdrukkingen’. Maar hoe duidelijk is deze duidelijkheid nou precies? Welbeschouwd niet héél. Want: zijn kwalificaties als ‘extreem-rechts’ of ‘radicaal-rechts’ voor een Kamerlid, partij of zelfs een heel kabinet zo beledigend dat ze moeten worden geweerd?
De kwestie blijft de kop opsteken. Vorige week was er een aanvaring over dit onderwerp tussen Kamervoorzitter Martin Bosma (PVV) en Laurens Dassen van Volt. Woensdag, in het Kamerdebat over het eindverslag van de informateurs, knalde het opnieuw even tussen Geert Wilders en Frans Timmermans van GroenLinks-PvdA.
Timmermans noemde Wilders’ PVV ‘radicaal-rechts’, en daar was de beledigde Wilders niet van gediend. Hij wees, zei hij, geweld af en beloofde ‘altijd binnen de kaders van de democratie’ te zullen werken.
Hiermee was de politicologische spraakverwarring compleet. Voor Wilders zijn de termen ‘extreem-rechts’ en ‘radicaal-rechts’ dus één pot nat. Dat is niet hoe politicologen en ook media beide begrippen hanteren.
‘Radicaal-rechts’ is daar juist de gangbare term voor partijen die weliswaar op de uiterst rechtse flank vertoeven, maar geweld afzweren en hun doelen langs democratische weg willen bereiken. Zoals je ook radicaal-links hebt, en extreem-links.
‘Extreem-rechts’ vindt Wilders beledigend
Partijen die geweld bij voorbaat niet afzweren en ook anti-democratische opvattingen huldigen, worden in het algemeen gekarakteriseerd als ‘extreem-rechts’.
Het was tegen die term dat Wilders’ partijgenoot Bosma vorige week bezwaren maakte, toen Laurens Dassen van Volt hem gebruikte. ‘Dat is een vergelijking met het nationaalsocialisme, en dat gaat mij zes stappen te ver,’ aldus Bosma. Tegen de kwalificatie ‘rechts-radicale partij’ die Dassen daarna gebruikte, had hij geen bewaren. ‘Dat is heel wat anders.’
Met ‘radicaal-rechts’ – en dus niet ‘extreem-rechts’ – koos Wilders’ opponent Timmermans woensdag dus eigenlijk voor de politicologisch gesproken relatief milde variant. Maar anders dan voor zijn partijgenoot Bosma, Kamervoorzitter, zijn beide begrippen voor Wilders blijkbaar synoniemen. En even beledigend.
De man die het beledigen tot politieke stijl verhief, heeft als het hem zelf betreft, toch een grens. Incasseren blijkt weer eens moeilijker dan uitdelen.
Geen poot aan de grond
Intussen blijft de vraag of dit soort termen thuis horen in de Kamer of niet. Meer precies: of de Kamervoorzitter ze zou moeten laten passeren. Net als eerder zijn voorganger Vera Bergkamp (D66), vindt Kamervoorzitter Martin Bosma dus van niet.
Hij is daar van meet af aan transparant over geweest. Al bij de verkiezing van de Kamervoorzitter in december afgelopen jaar, zei hij ‘een groot probleem te hebben’ met de beledigende term ‘extreem-rechts’. ‘Dat is in wezen een nazivergelijking.’ In zijn optreden tegen Dassen van Volt voegde hij de daad bij het woord.
Net als eerder het optreden van Kamervoorzitter Bergkamp, is dat een slecht idee. Nu al een week lang – ook woensdag weer – blijkt zo’n beetje elk Kamerlid – de voorzitter incluis – een eigen invulling te geven aan de omstreden begrippen. Moet de Kamervoorzitter zelf in dat taaldebat de scherprechter zijn? Liever niet.
Los van dat alles zou het weren van dit soort terminologie uit de Kamer echt een amputatie zijn van het politieke debat. Daarvoor zijn ze te zeer een geaccepteerd onderdeel van het politieke jargon. Zoals het mogelijk moet zijn om partijen of Kamerleden of ideeën uit te maken voor extreem- dan wel radicaal-links, zo moet dat ook mogelijk zijn voor het andere uiterste van het politieke spectrum.
Over wat die begrippen wel en niet inhouden, en dus over de vraag of ze met reden of niet worden toegepast, is zoveel literatuur, dat er een normaal inhoudelijk debat over mogelijk is. Ook in de Kamer.
Het parlement is niet voor watjes. Als lange tenen gaan bepalen wat er in de Kamer wel en niet mag worden gezegd, kun je de tent beter sluiten.