Waarom klassenscheiding al op school begint

20 juli 2024Leestijd: 4 minuten

Tijd voor een radicale verandering als het gaat om de waardering van beroepsopleidingen en vakmensen, schrijft Zihni Özdil. Dat begint met goede, ouderwetse propaganda.

‘Natuurlijk, meneer Özdil, op papier heeft uw zoon recht op vwo-advies. Maar hij is een allochtoon. Hij gaat het moeilijk krijgen,’ aldus de hoofddocent van mijn basisschool.

‘Laten we daarom rustig beginnen met havo. En als dat goed gaat, kan hij later alsnog door naar het vwo.’

Het is 1993. Mijn schooladviesgesprek op een basisschool in een arme wijk in Rotterdam-Zuid.

Normaal gesproken was hiermee de kous af.

Want de meeste ouders die niet universitair opgeleid zijn, accepteren braaf wat de school zegt. Dat geldt nog steeds. En dat geldt niet enkel voor ouders met een migratieachtergrond. Uit onderzoek weten we zelfs dat witte kinderen uit arme gezinnen een nog ‘lager’ schooladvies krijgen dan waar ze recht op hebben, dan kinderen met een migratieachtergrond.

Met andere woorden: in Nederland bepaalt niet enkel etnische afkomst, maar vooral klasse welke kansen je krijgt.

Terug naar mijn schooladviesgesprek in 1993. Mijn vader had enkele jaren literatuur gestudeerd in Turkije. Dus hij was mondig, en pikte het ‘lagere’ advies dan waar ik recht op had niet.

Na een hevige woordenwisseling liep ik toch naar huis met een vwo-advies.

Donderdag 18 juli stond in de Volkskrant een lezenswaardig artikel over een soort ‘overadviseringscrisis’ waar het onderwijs plots in is beland .

Voor komend schooljaar is het aantal aanmeldingen voor het praktijkonderwijs in één klap gekelderd. Die leerlingen zullen naar havo/vwo gaan in plaats van het beroepsgerichte vmbo of praktijkonderwijs. Scholen en bestuurders vrezen een enorme chaos.

Oorzaak: de nieuwe doorstroomtoets in groep 8, die dit jaar in de plaats is gekomen van de centrale eindtoets. Kort door de bocht gezegd, zorgt de nieuwe doorstroomtoets dat scholen worden verplicht om ‘kansrijk’ te adviseren.

Ironisch genoeg is de doorstroomtoets ingevoerd om datgene tegen te gaan waar ik bijna tegenaan liep in groep 8. En waar nog steeds zo veel kinderen uit arme gezinnen tegenaan lopen: ‘onderadvisering.’

‘Laagopgeleid’

Je zou kunnen zeggen dat de doorstroomtoets een ondoordachte, kortzichtige maatregel uit een papieren werkelijkheid is. Die niet ingaat op de kernoorzaak van het probleem.

En die kernoorzaak ligt besloten in de Nederlandse cultuur. Vorige week schreef ik dat Nederland het enige land in de wereld is waarin vakmensen ‘laagopgeleid’ worden genoemd.

Die bizarre, typisch Nederlandse houding vertaalt zich ook in de begrippen ‘onderadvisering’ en ‘overadvisering’.

Waarom kun je worden ‘ondergeadviseerd’ in de richting van het praktijkonderwijs, vmbo, mbo en in mijn geval zelfs hbo? Wij Nederlanders cultiveren maar al te graag een zelfbeeld van ‘normaal doen’ en ‘iedereen is gelijk’.

Maar dat is een flinterdunne façade, met daarachter een diepgewortelde hiërarchische cultuur vol dedain jegens praktisch opgeleiden.

Ook mijn vader maakte zich daar schuldig aan in 1993. Alles lager dan vwo was voor hem minderwaardig. Toevallig liep het goed af: ik ging naar het gymnasium, waar ik mijn talent voor geesteswetenschappelijke inspanningen kon cultiveren.

Voor een echt beroep, waarvoor vakmanschap en technische vaardigheden zijn vereist, ben ik simpelweg te dom.

Langetermijnvisie

Als ik het voor het zeggen had in Nederland, zou ik kappen met die consultancy-oplossingen die het probleem alleen maar verschuiven.

Het onderwijsstelsel heeft dringend behoefte aan een langetermijnvisie. Met samenhangend beleid dat alle relevante terreinen omvat.

En daarvoor is niks minder dan een – bij gebrek aan een betere term – culturele revolutie nodig. Het enige wat de buitengewoon ernstige situatie waarin we ons bevinden kan keren, is een totale en radicale verandering van de Nederlandse cultuur als het gaat om de waardering van beroepsopleidingen en vakmensen.

Dat begint met goede, ouderwetse propaganda. Vanaf de peuterschool moeten jongens en meisjes al in aanraking komen met beroepsopleidingen. Op een speelse manier vertrouwd raken met hoe leuk werken met je handen is. Die propaganda, of voorlichting, moet structureel doorgaan op de basisschool en op de middelbare school.

Elitetranen

Daarnaast zou ik voor de kunst- en cultuursector een harde voorwaarde stellen: alleen als je aantoonbaar vakmensen en/of het beroepsonderwijs in het zonnetje zet, krijg je diversiteitssubsidie.

Voor de schrijvende kunst hetzelfde verhaal. Al die elitetranen van geprivilegieerde nepobaby’s – in Nederland ook wel bekend als ‘romans’ en ‘dichtbundels’ – zijn erg leuk. Maar wat mij betreft gaan literatuursubsidies- en prijzen voortaan enkel naar schrijvers en verhalen die te maken hebben met het echte leven van vakmensen.

Zo kan ik nog pagina’s doorgaan met maatregelen ten behoeve van de culturele revolutie voor het Nederlandse beroepsonderwijs.

Voordat het zover is, zou ik al heel blij als we allemaal gaan snappen dat ‘onderadvisering’ helemaal niet bestaat. En ‘overadvisering’ ook niet.

Er is enkel onjuiste advisering, die niet past bij het talent van het betreffende kind.