De zaak-Mikael bewijst dat de ‘menselijke maat’ zeker niet altijd verstandig is

24 augustus 2024Leestijd: 3 minuten

Het wordt praktisch ondoenlijk voor uitvoerende instanties om zich steeds te verdiepen in individuele gevallen. Bovendien is het onwenselijk dat burgers die zich onttrekken aan rechterlijke uitspraken daarvoor worden beloond, schrijft Gerry van der List.

Het recht moet zijn loop hebben. Daarom wordt het hoog tijd dat Gohar Matosyan eens naar haar vaderland terugkeert. De Armeense vrouw kwam in 2010 naar Nederland in de hoop op een prettiger bestaan. Toen ze geen verblijfsvergunning kreeg, had ze vanzelfsprekend netjes haar koffers moeten pakken. Maar ze weigerde zich helaas te conformeren aan het Nederlandse rechtssysteem en koos voor de illegaliteit. Tijdens haar juridisch ongepaste aanwezigheid in Nederland besloot ze zelfs een kind te krijgen.

Door het bestaan van deze – inmiddels elfjarige – Mikael meende moeder Matosyan een beroep te kunnen doen op de Afsluitingsregeling Langdurig Verblijvende Kinderen. Maar de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) wees haar aanvraag af en kreeg na beroepsprocedures gelijk van de Raad van State. De hoogste rechtsprekende instantie in Nederland stelde nuchter vast dat Matosyan bewust had gekozen voor de illegaliteit en zich opzettelijk aan het zicht van de officiële instanties had onttrokken, en zo een situatie had veroorzaakt waardoor niet aan de vereisten van de Afsluitingsregeling werd voldaan. Tijd dus voor een enkele reis naar Armenië, dat geldt als een veilig land.

Dat is natuurlijk zielig voor Mikael. Het is begrijpelijk dat het ventje liever in Amsterdam woont dan in Jerevan. Hij kreeg een steuntje in de rug van Nederlanders die een petitie ondertekenden om hem voor Nederland te behouden. In de hoofdstad werd een ‘solidariteitsmars’ georganiseerd. En de linkse oppositie in de Kamer nam het in een open brief voor Mikael op.

Wie zou voor een onmenselijke maat willen pleiten?

De baas van de Republiek Amsterdam meende zich ook met de kwestie te moeten bemoeien. De GroenLinkse burgemeester Femke Halsema hecht blijkbaar weinig waarde aan de scheiding der machten en trok van leer tegen de uitspraak van de Raad van State, die ‘hardvochtig’ zou zijn. Ze riep de minister van Asiel en Migratie, Marjolein Faber (PVV), op het gezin Matosyan toch een verblijfsstatus te gunnen. Hoewel Halsema toegaf te weten dat die mogelijkheid, de zogeheten discretionaire bevoegdheid, is overgeheveld naar de IND.

Typerend – en verontrustend – is de argumentatie waarmee Halsema het opnam voor haar illegale stadgenootje. Mikael, zo schreef ze in een brief aan de staatssecretaris voor asiel in het vorige kabinet, Eric van der Burg (VVD), mocht ‘niet de dupe worden van verblijfsregelingen die juridisch misschien wel kloppen, maar waar de menselijke maat soms uit het oog wordt verloren’. Die term ‘menselijke maat’ hoor je tegenwoordig heel vaak. Zeker na de Toeslagenaffaire schermen de autoriteiten, waaronder het kabinet, er graag mee.

Het is een sympathiek klinkend uitgangspunt waartegen moeilijk bedenkingen geopperd lijken te kunnen worden. Wie zou voor een onmenselijke maat willen pleiten? Ook geen enkel bezwaar zal er bestaan tegen de menselijke maat, zoals gedefinieerd tijdens een rondetafelgesprek van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de Tweede Kamer: ‘Recht doen aan de belangen van burgers bij de totstandkoming en uitvoering van beleid, wet- en regelgeving.’

De term ‘menselijke maat’ wordt steeds vaker misbruikt

Maar problematisch wordt het als de term wordt misbruikt om uitzonderingen op algemeen geldende regels te rechtvaardigen. Dat gebeurt steeds vaker. Zo eist het Centraal Justitieel Incassobureau ruimte om te stoppen met verhogingen bij het innen van verkeersboetes omdat deze ‘evident onredelijke gevolgen’ kunnen hebben. De branchevereniging van schuldhulpverleners NVVK juicht dit hanteren van de ‘menselijke maat’ toe. Slachtoffers van de normaal geldende regels zouden namelijk mensen zijn die ‘niet meer goed weten wat ze met de post moeten en die ongeopend laten’.

Hier zien we duidelijk hoe onverstandig het hanteren van die veelgeprezen menselijke maat kan zijn. Allereerst is het praktisch ondoenlijk voor uitvoerende instanties om zich steeds te verdiepen in individuele gevallen. Bovendien is het onwenselijk dat burgers die zich onttrekken aan rechterlijke uitspraken of weigeren simpele handelingen te verrichten zoals het openen van post, daarvoor worden beloond.

Het zou weleens aardig zijn een ‘burgermars’ te organiseren om te demonstreren voor handhaving van algemene regels. Maar vermoedelijk zou deze weinig volk trekken. Jammer genoeg komen mensen nu eenmaal eerder op voor een deelbelang dan voor het algemeen belang.