Bordjes in AZC’s zijn plat en lomp, maar zou het kunnen dat de democratie zo haar nut bewijst?

09 oktober 2024Leestijd: 3 minuten

Het is twintig jaar geleden dat Geert Wilders uit de VVD stapte en de PVV begon. Tussen 2004 en nu heeft de democratie misschien toch haar nut bewezen, schrijft Geerten Waling.

Lonsdale, wie kent het nog? Van oorsprong een bedrijf voor Britse bokserskledij, maar rond de eeuwwisseling ook het favoriete kledingmerk onder neonazi’s. Naar verluidt was Lonsdale zo populair omdat je, als je een shirt met die merknaam droeg onder je opengeritste ‘bomberjack’ (ook zo’n identiteitsbepaler), alleen de letters NSDA zag, een verwijzing naar de NSDAP, de partij van Adolf Hitler.

Deze kleding vormde, in combinatie met kale koppies bij de jongens, passief-agressieve paardenstaarten bij de meiden en natuurlijk de ‘Aussies’ – gabbergympen van het merk Australian – de herkenbare tegencultuur van rechts-radicalen. Meer lifestyle dan ideologie, maar daarmee niet ongevaarlijk.

Eind 2004, vlak na de moord op Theo van Gogh, werd in het Brabantse slaapdorp Uden een islamitische basisschool in brand gestoken. Het trok de aandacht van landelijke media. De daders waren zes vmbo-leerlingen. ‘De hele school is antibuitenlanders,’ zei een tienermeisje met zichtbare gêne voor de camera van het actualiteitenprogramma Twee Vandaag. De inwoners vertelden dat het al jaren heel normaal was dat in het dorp racistische leuzen en scheldwoorden werden geklad, onder meer op moskeeën en winkels. Wat in Uden gebeurde, gebeurde ook op heel wat andere plekken in het land.

Lees verder onder het videofragment.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Twintig jaar later, terwijl het politieke klimaat veel rechtser is dan in 2004, lijkt het probleem van de Lonsdale-jongeren nagenoeg verdwenen. Xenofobie en racisme bestaan uiteraard nog, en verzet tegen nieuwkomers is er alom, maar dat gevoel dient niet meer als basis van zo’n populaire tegencultuur onder jongeren. Geen jongere vindt het meer cool (of ‘sigma’) om racist te zijn. Hoe zou dat komen? Is de samenleving meer gewend geraakt aan de nieuwkomers? Zijn die op hun beurt beter geïntegreerd? Of hebben de jongeren in de afgelopen twintig jaar andere dingen gevonden om zich tegen af te zetten?

Geen bedding

Het oude televisiefragment kwam tot mij dankzij mijn gewaardeerde collega Zihni Özdil. Die plaatst op zijn persoonlijke YouTube-kanaal geregeld allerlei televisiebeelden die nooit eerder online zijn verschenen. Vooral van de grote dwarsdenkers van weleer: Willem Oltmans, Pim Fortuyn en inmiddels ook de tegendraadse politicoloog Meindert Fennema. Die mocht, in de bewuste uitzending met de reportage vanuit Uden, vanuit de studio de radicalisering onder Lonsdale-jongeren duiden.

Fennema merkte op ‘dat die jongeren geen enkele politieke bedding hebben, geen beweging waar ze zich bij aansluiten. Voor die jongens een probleem, maar ook voor ons. Het is een maatschappelijk probleem dat een breed gevoeld idee over buitenlanders niet door een specifieke stroming wordt gerepresenteerd.’

Fennema was zelf een felle antiracist, maar ook een democraat en een pragmaticus. Radicalisering kun je afwenden, zo vond hij, door mogelijk te maken dat racisten of andere radicalen hun eigen politieke partij hebben. ‘Omdat ze dan minder geneigd zullen zijn tot gewelddadige acties.’ Bovendien zou zo’n partij haar achterban wel proberen te kalmeren, uit angst voor imagoschade. Fennema noemde het een merkwaardig verschijnsel dat in België en Frankrijk de radicaal-rechtse partijen (toen al) heel groot waren, terwijl daar relatief weinig geweld werd gepleegd tegen buitenlanders. In Nederland en Duitsland, waar radicaal-rechtse partijen veel minder ruimte kregen in de gevestigde politiek, was er juist meer racistisch geweld.

Faber is gek

Ik moest daaraan denken toen ik las dat migratieminister Marjolein Faber (PVV) in asielzoekerscentra bordjes gaat ophangen met de tekst ‘Hier wordt gewerkt aan uw terugkeer’. Ze zou zo’n bordje hebben gezien in een Deens detentiecentrum, al ontkenden de Denen dat in alle toonaarden toen haar ambtenaren navraag deden. Haha, Faber is gek, dacht iedereen. Dat bordje ‘bestaat alleen in haar hoofd’, lispelde een valse ambtenaar van het soort dat alleen naar de media lekt als de politieke kleur van de bewindspersoon hem of haar niet aanstaat.

Natuurlijk: het is ook een plat en lomp idee om die bordjes op te hangen, en tegen de asielinstroom zal het echt niet helpen. Maar in de vloed aan hoon en kritiek klonk weinig besef door dat Faber en haar PVV nu een kwart van de kiezers representeren. Het is twintig jaar geleden dat Geert Wilders uit de VVD stapte en de PVV begon. Tussen 2004 en nu heeft de democratie misschien toch haar nut bewezen.