Er is in Nederland sprake van een gedweeë consensuscultuur. Een doorleefde en open uitwisseling van tegengestelde ideeën komt maar niet van de grond. Andersdenkenden moeten kapot als ze niet inbinden, schrijft Zihni Özdil.
De HJ Schoo-lezing van EW heeft sinds kort een geduchte concurrent. Vorige week was de allereerste, jaarlijkse Meindert Fennema-lezing in het Amsterdamse debatcentrum de Balie.
Genoemd naar de politicoloog, opiniemaker en GroenLinks-raadslid die, zoals ik eerder schreef, erom bekend stond de vrijheid van meningsuiting van ideologische tegenstanders te bepleiten.
De eerste Fennema-lezing werd gehouden door advocaat Ellen Pasman. Ze opende met:
Meindert werd tegendraads gevonden. Want in Nederland staat onafhankelijkheid meestal gelijk aan dwars, lastig, afwijkend. Niet een gunstig en wervend predicaat in een land waarin men graag de neuzen dezelfde kant op ziet staan. Debat regelmatig voor ruzie aanziet. En gezelligheid met eensgezindheid verwart. En als je volhardend onafhankelijk bent in je opvattingen, dan is de beer los. Je bent een querulant, jij met al je kritiek. En je wordt ook niet helemaal serieus genomen. Een vorm van trefzekere uitsluiting op fluisterniveau.
Niet alleen wijlen Meindert Fennema (1946-2023), maar ook Willem Oltmans, cliënt van Pasman, en andere bekende en minder bekende Nederlanders ondergingen hetzelfde lot als ze onafhankelijk of ‘te’ kritisch werden.
Ik zit in een appgroep met enkele andere intellectuelen en denkers – gek genoeg zit mijn dierbare collega Geerten Waling er ook in – waarin we het vaak hebben over die, laat ik het maar even noemen, gedweeë consensuscultuur van Nederland.
Het zit ook in onze woorden. Denk bijvoorbeeld aan de uitdrukking ‘ongezouten mening’. Wat betekent dat nou eigenlijk? Een mening die te veel een mening is, is gezouten? Typisch Nederlands. Niemand uit een ander land zal zeggen: ‘That is an unsalted opinion!’
Collectieve braafheid
Niet om mezelf op de voorgrond te zetten, maar ook ik ben in Nederland veel te vaak tegen deze cultuur van, zoals Pasman het noemt, ‘trefzekere uitsluiting’ aan gelopen. Na bijna twintig jaar in het publieke debat, had ik een tijd geleden al de conclusie getrokken om me maar een beetje aan te passen. Want tegen de collectieve braafheid van de Nederlandse cultuur zijn, levert toch niks op. Dat bedoel ik niet eens als kritiek. Immers, diep ingesleten waarden en normen van een land verander je niet zomaar.
En erg gelukkig werd ik er niet van, om steeds maar weer te worden aangesproken op de woorden die ik gebruikte (zoals racisme, neoliberalisme, enzovoorts) in plaats van op de inhoud van die woorden.
Andersdenkende moet altijd kapot
Wat Pasman beschreef in haar lezing, duid ik als volgt: in Nederland gaat het de hele tijd over of je een woord mag gebruiken, en zo ja door wie dat woord gebruikt mag worden, en wanneer je dat woord dan mag gebruiken.
Een doorleefde en open uitwisseling van tegengestelde ideeën komt maar niet van de grond. De andersdenkende moet altijd kapot als hij niet inbindt. Voor alle duidelijkheid: alle kanten van het politieke spectrum in Nederland zitten in essentie zo in elkaar.
Tijd om me aan te passen en conformeren
Dus wil ik deze column afsluiten met de conclusie dat het tijd wordt dat ik dat gewoon omarm. Veranderen gaat het toch niet. Hoog tijd dat ik me ga aanpassen en conformeren.
Alvast een eerste poging. In een landelijke krant staat over de nieuwe rol van Mark Rutte als NAVO-baas het volgende:
In zijn rol als belangrijkste woordvoerder van de NAVO kan de vierde Nederlandse secretaris-generaal putten uit zijn Ruttiaanse antwoordenboek. Zo komt zijn veelgehoorde ‘dat is een als-dan-vraag die ik niet kan beantwoorden’ goed van pas tijdens de vele persconferenties die hij mag gaan leiden.
Vroeger had ik daar een ongezouten mening over gehad. Bijvoorbeeld zo:
‘Als je dat zo opschrijft als krant, geef je toch eigenlijk toe dat je een cultuur van brave klerken vermomd als journalisten hebt? Ja, wij lieten Rutte in Nederland altijd wegkomen met infantiele woordspelletjes, en dat hoort ook zo, dus dat zal hem vast goed van pas komen bij journalisten van andere landen.’
Maar nu ik voortaan mee wil doen met de gezouten Nederlandse cultuur, eindig ik met gepaste lof en trots dat Ruttes sterke eigenschappen in zijn nieuwe baan zullen bijdragen aan het Nederlandse imago in het buitenland.
Fijn!