In 2009 hield professor Meindert Fennema de eerste HJ Schoo-lezing: ‘Geldt de vrijheid van meningsuiting ook voor racisten?’ Omdat het recht om te kwetsen zo onder druk staat, schreef hij bijgaand nawoord.
Op 9 februari 2006 verdedigde Ayaan Hirsi Ali in Berlijn het recht om te kwetsen. ‘Today I am here to defend the right to offend within the bounds of the law.’
Meindert Fennema (1946) is een Nederlandse politicoloog, emeritus hoogleraar politieke theorie en politicus namens GroenLinks. Hij was als hoogleraar verbonden aan de afdeling politicologie en het Instituut voor Migratie en Etnische Studies van de Universiteit van Amsterdam, waar hij de leerstoel politieke theorie van etnische verhoudingen bekleedde.
Ingezonden opinieartikelen worden geselecteerd door de redactie, maar vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van Elsevier Weekblad.
Wat was het geval? Een Deense krant had een cartoon afgedrukt waarin de spot werd gedreven met de Profeet. Er werd een fatwa ingesteld tegen de maker van de spotprenten en een aantal landen in het Midden-Oosten was overgegaan tot een boycot van Deense producten. Andere landen haastten zich om afstand te nemen van de spotprenten.
‘Shame on those politicians who stated that publishing and re-publishing the drawings was ‘unnecessary‘, ‘insensitive’, ‘disrespectful’ and ‘wrong‘ (…) Shame on those European companies in the Middle East that advertised “we are not Danish” or “we don’t sell Danish products”,’ schreef Hirsi Ali.
Hirsi Ali had eerder ook zelf de Profeet beledigd (‘Mohammed is naar onze westerse maatstaven een perverse man’). Door die uitspraak voelden veel moslims zich gekwetst. Zij werd met de dood bedreigd. Samen met Theo van Gogh maakte zij de film Submission.
Lees dit interview met de Canadese psycholoog Jordan Peterson: ‘Natuurlijk mag je Mohammed een pedofiel noemen!’
Opnieuw waren er veel moslims die zich in hun religieuze gevoelens gekwetst voelden. Om die film werd Theo van Gogh vermoord. De moordenaar meldde in een brief aan Hirsi Ali, die hij aan een dolk in het lichaam van Van Gogh had gestoken, dat zij ook op de dodenlijst stond. Zij moest onderduiken. Het recht om te kwetsen bleek alleen te handhaven door Hirsi Ali te beveiligen. Ook veel niet-moslims meenden dat Hirsi Ali de doodsbedreiging aan zichzelf te danken had.
Kwetsbare groepen zou je moeten ontzien
Degenen die na de moord op Theo van Gogh nog steeds niet wisten dat je de Profeet niet straffeloos kunt beledigen, werd dat in 2011 en 2015 nog eens duidelijk gemaakt door de moorddadige aanslagen op Charlie Hebdo.
De reactie van sommige intellectuelen was, in de woorden van George W. Bush, soft bigotry of low expectations: het idee dat je ‘kwetsbare groepen’ moet ontzien omdat zij hun emoties niet kunnen beheersen.
In de woorden van Tariq Ramadan: ‘Free speech is a right in Europe and legally protected. No one should contest this. At the same time, there should be an understanding that the complexion of European society has changed with immigrants from diverse cultures. Because of that, there should be sensitivity to Muslims and others living in Europe. (…) How does one imagine that the average Muslim in Europe who opposes terrorism will react seeing the Prophet Muhammad depicted with a bomb in his turban? Publishing these cartoons is a very stupid way to address the issue of freedom of speech.’
In Nederland zagen wij dat ‘racisme van de lage verwachtingen’ opduiken in de aanvallen op Pim Fortuyn, Theo van Gogh, Hirsi Ali en Geert Wilders, die medeverantwoordelijk worden gehouden voor de aanslagen op hun leven omdat zij ‘islamofoob’ waren of zijn.
Meedoen aan de heksenjacht tegen ‘de’ islam
Eén voorbeeld. Vanuit de afdelingen antropologie en politicologie aan de UvA was er door een aantal docenten protest aangetekend tegen de uitnodiging aan Ayaan Hirsi Ali om te spreken bij de opening van het academisch jaar 2005/2006. In reactie op een opiniestuk van mij in de Volkskrant (13/10/2010) schrijven Mariwan Kanie en Grietje Keller:
‘Fennema vindt blijkbaar dat feministen moeten meedoen aan de heksenjacht tegen “de” islam. Hij kan niet begrijpen dat hoogleraar Moors de steun aan Hirsi Ali afdoet als een “oude bekende fantasie van blanke mannen die zwarte vrouwen in bescherming nemen tegen hun eigen zwarte mannen”.’
Lees ik het goed, dan stellen zij de heksenverbranding van de Rooms-Katholieke Inquisitie, die tussen 1500 en 1750 meer dan 40.000 vrouwen het leven heeft gekost, gelijk aan de islamkritiek van Hirsi Ali. Een bizarre omdraaiing van dader en slachtoffer. Nu zullen de schrijvers wel zeggen dat zij het woord heksenjacht als metafoor gebruiken, maar metaforen zijn nooit onschuldig. Dat geldt ook voor de suggestie van Annelies Moors dat de mannen die Hirsi Ali beschermen, racisten en seksisten zijn.
Academische vrijheid opnieuw ingeperkt
Het vermeende recht op bescherming van minderheden tegen kwetsende meningen grijpt inmiddels om zich heen.
Aan de universiteiten wordt de academische vrijheid opnieuw ingeperkt uit naam van kwetsbare groepen. Een van mijn collega’s vertelde mij dat hij advies had gekregen om een tekst van de literatuurlijst te verwijderen omdat deze een verkeerd, want ‘essentialistisch’, beeld schetste van genderverhoudingen.
Lees ook dit spraakmakende ingezonden opiniestuk van Raisa Blommestijn: Waarom de strijd tegen de ‘cancel culture’ zo belangrijk is
Een ander vertelde dat de Senior Diversity Officer van de faculteit Maatschappijwetenschappen aan de UvA een docent had gevraagd om een tentamenvraag anders te formuleren. Die vraag ging over de theorie van het omstanderseffect en hij vroeg de studenten om die theorie te illustreren aan de hand van de dood van George Floyd.
Deze vraag zou bij studenten ‘van kleur’ heftige emoties teweeg kunnen brengen waardoor ze de vraag niet goed zouden kunnen beantwoorden. Geen gehoor geven aan dit verzoek zou ‘serious consequences’ kunnen hebben voor de betreffende docent.
Geheel in de geest van George Orwell
Geheel in de geest van George Orwell moeten de Diversity Officers erop toezien dat alle politieke diversiteit uit de universiteiten verdwijnt. Op mijn eigen afdeling Politicologie aan de UvA ging in juni 2020 een brief rond, door 80 docenten getekend, waarin de ondertekenaars zichzelf schuldig verklaren aan het in stand houden van een koloniaal en racistisch onderwijsprogramma.
‘Our failure is evident in the ideas we have promoted and the community we have built. More specifically: we have not adequately focussed on issues of race and its intersectionalities in our research.’
De meeste ondertekenaars hebben weliswaar geen enkele invloed gehad op het curriculum van Political Science, maar ze zijn niettemin schuldig.
Boris Dittrich vindt dat iedereen strafbaar is
Boris Dittrich schreef op 15 juni 2020 in de Volkskrant: ‘Anders dan in het Zuid-Afrika van toen zijn in Nederland wetten en beleid min of meer op orde. Artikel 1 van de Grondwet verbiedt elke vorm van discriminatie. Racisme is strafbaar, maar toch hebben we bij ons te maken met institutioneel racisme. We kennen de voorbeelden bij de Belastingdienst, etnisch profileren door politieagenten, deurbeleid bij clubs, onderschatting van mensen van kleur in het onderwijs, uitsluiting op de arbeidsmarkt en de woningmarkt et cetera. Racisme zit in de hoofden en harten van mensen, soms ongewild en onbewust. Iedereen maakt zich er schuldig aan.’
Dittrich vindt dus dat iedereen strafbaar is! Gelukkig zijn de opvattingen van Dittrich nog niet in de Nederlandse Grondwet terechtgekomen. En ook ons wetboek van strafboek kent geen enkel artikel dat racisme strafbaar stelt.
Lees ook het commentaar van Gertjan van Schoonhoven: Toeslagen-affaire laat zien dat discriminatie niet hetzelfde is als racisme
Strafbaar is volgens artikel 1 van de Grondwet alleen discriminatie, ongelijke behandeling op grond van ras. En men kan nog een stap verder gaan: artikel 1 van de Grondwet slaat vooral op discriminatie door de overheid en discriminatie in het openbare leven. Dus etnisch profileren door de Belastingdienst of door de politie is strafbaar. En ook een caféhouder die op zijn deur zet: GEEN MAROKKANEN is in overtreding.
Maar in het privéleven is discriminatie in Nederland toegestaan. Stel dat een witte Nederlander zijn verjaardag viert zonder ‘mensen van kleur’, zonder Turken en Marokkanen, want hij houdt niet van mensen van kleur, van Turken en Marokkanen. In de ideale samenleving van Boris Dittrich zou dan de politie binnenvallen en een boete geven ‘wegens racisme’ omdat zich op het feest geen ‘mensen van kleur’ bevinden. Net zoals de politie tijdens de lockdown een huis mocht binnenvallen en een boete kon opleggen als zich te veel mensen in dat huis bevonden.
Een democratie kan niet functioneren zonder vrije discussie
Meer dan tien jaar geleden heb ik in de eerste H.J. Schoolezing (‘Geldt de vrijheid van meningsuiting ook voor racisten?’) laten zien dat mensen die het recht op kwetsen verwerpen, zich ten onrechte beroepen op John Stuart Mill.
Lees hier gratis de eerste HJ Schoo-lezing van Meindert Fennema: ‘Geldt de vrijheid van meningsuiting ook voor racisten?’
Mill roept weliswaar op om in een discussie het kwetsen zoveel mogelijk te beperken, maar hij ziet heel goed in dat je dat niet bij wet kunt afdwingen zonder de vrije discussie te beperken. En juist die vrije discussie is in de ogen van John Stuart Mill het hart van de vrije samenleving.
Een democratie kan niet functioneren zonder vrije discussie en ook al is er maar één man met een afwijkende en kwetsende mening, dan nog moet je zijn uitingsvrijheid respecteren. In de eerste plaats omdat nooit valt uit te sluiten dat de geschiedenis later uitwijst dat deze éne man gelijk had en alle anderen ongelijk. In de tweede plaats omdat, indien dat niet het geval is, degenen die gelijk hebben door de dissident gedwongen worden hun standpunten beter te formuleren.
Nu het racismedebat weer is opgelaaid is en de vrijheid van meningsuiting opnieuw ter discussie staat, lijkt het mij goed om mijn Schoolezing weer onder de aandacht te brengen.