‘Rutte-doctrine’ onder vuur: proloog verkiezingsstrijd

CDA-Kamerlid Pieter Omtzigt - Foto: ANP

Het verslag Ongekend onrecht van de onderzoekscommissie uit de Tweede Kamer brengt het kabinet-Rutte aan het wankelen. De betrokken bewindslieden vergaderen dinsdag om een uitweg uit de politieke crisis te vinden. CDA-Kamerlid Pieter Omtzigt schrijft het schandaal rond de kinderopvangtoeslagen toe aan de ‘Rutte-doctrine’, schrijft Eric Vrijsen.

Omtzigt heeft de status van een Robin Hood op het Binnenhof. Samen met SP-Kamerlid Renske Leijten nam hij het op voor tienduizenden gedupeerden in de toeslagenaffaire. Deze mensen werden – veelal ten onrechte – beticht van fraude en meedogenloos aangepakt door de Belastingdienst. Het ministerie van Sociale Zaken stak geen poot voor ze uit.

Rutte III

Lees ook over de toeslagenaffaire: Rechtsstaat geschonden, aftreden geboden

De term ‘Rutte-doctrine’ suggereert dat VVD-premier Mark Rutte de kwade genius is. Voor de media is het een lekkere term, die duidt op een persoonlijk gevecht tussen Omtzigt tegen Rutte. De nasleep van het rapport Ongekend onrecht kan nu worden voorgesteld als een spannende tweestrijd, die  iedereen natuurlijk tot het einde wil blijven volgen. Ook daardoor heeft het kabinet de affaire niet meer in de hand.

Proloog van de verkiezingscampagne

Omtzigts aanval op de Rutte-doctrine is de proloog van de verkiezingsstrijd. Rutte is al tien jaar premier. Hij is populair tot zeer populair, ook al heeft hij niet steeds alle verkiezingsbeloftes kunnen waarmaken. Zijn kwetsbare punt in populariteitsenquêtes is betrouwbaarheid.

Omtzigt voelt dat haarfijn aan en stelt de Rutte-doctrine voor als de ingebouwde leugenachtigheid van de premier en zijn kabinet. Zo waren er sms’jes van een staatssecretaris waaruit bleek dat dossiers op last van Rutte en zijn ministerie van Algemene Zaken niet naar de Kamer mochten worden gestuurd. In veel documenten die toch werden vrijgegeven was de tekst grotendeels afgelakt. Meldingen van klokkenluiders waren ‘onvindbaar’.

Een klein en efficiënt ministerie

Op 26 november ondervroeg de commissie premier Rutte en ging het ook over de Rutte-doctrine. Rutte had zich volop met de toeslagenkwestie bemoeid, maar de commissie had daarover vrijwel geen schriftelijke stukken kunnen bemachtigen op zijn ministerie van Algemene Zaken. Hoe kon dat? Volgens Rutte is zijn ministerie nu eenmaal klein en efficiënt. Per onderwerp is er één of anderhalve raadsadviseur. Zij geven premier Rutte alleen mondelinge of telefonische adviezen. Zij schrijven pas iets op – zei Rutte – als er een opvolger voor hem zou aantreden.

Lees ook dit commentaar van Eric Vrijsen: Politieke gevolgen toeslagenschandaal kunnen niet uitblijven

Rutte ontkende bij herhaling dat hij op deze manier de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) omzeilde. Dat de commissie hierover geruchten had opgevangen, kwam doordat hierover in de fraaie wandelgangen van het ministerie wel eens flauwe grappen werden gemaakt.

Vrijelijk stoeien over maatregelen

Dit alles stond volgens Rutte los van de Rutte-doctrine. Hij had zelf die term niet op dit leerstuk geplakt, maar het kwam erop neer dat ambtenaren en bewindslieden binnenskamers vrijelijk moeten kunnen stoeien over maatregelen en alternatieven. Wat ze daar zeggen, mag niet naar buiten, want anders gaan ze al bij voorbaat met meel in de mond praten en daar is niemand mee gediend. Ook conceptversies van beleidsdocumenten blijven intern. Alleen de eindversie wordt gepubliceerd.

De Rutte-doctrine was dus eigenlijk niks anders dan Artikel 11 lid 1 van de Wet openbaarheid van bestuur: er hoeft geen informatie te worden verstrekt over ‘persoonlijke beleidsopvattingen in documenten opgesteld voor intern beraad’. Op de vraag of notities van klokkenluiders daar ook onder vielen, antwoordde Rutte ontkennend. ‘Die moeten openbaar gemaakt worden.’

Memorandum voor Tweede Kamer verzwegen

Hoe zat dat dan met het memorandum van ambtenaar Carla Palmen van de Belastingdienst die reeds in 2017 waarschuwde dat de fraude-aanpak doorsloeg en dat onschuldige mensen ernstig werden gedupeerd? Zij was een typische klokkenluider, maar haar notitie werd voor de Tweede Kamer verzwegen. Zelfs de ondervragingscommissie kreeg het stuk niet. Pas toen Omtzigt er op ging jagen, werd het memo overhandigd aan de commissie. Cruciale delen waren afgelakt. De commissie liet mevrouw Palmen opdraven voor een verhoor. Zij mocht de afgelakte delen voorlezen. Omdat zij onder ede stond, kon niemand dat verhinderen. Vervolgens stuurde het ministerie van Financiën het volledige stuk naar de Kamer.

Omtzigt is ziedend over deze gang van zaken. Hij vindt dit typisch Rutte-doctrine: zo veel mogelijk informatie achterhouden. Maar hij bestrijdt dat hij bezig is met een persoonlijke vendetta tegen de premier: ‘De term Rutte-doctrine komt uit het rapport.’

Commissie laakt omgang met openbaarheid door kabinet

De parlementaire commissie veegt inderdaad de vloer aan met de manier waarop het kabinet-Rutte in de toeslagenkwestie omsprong met openbaarheid: ‘Transparantie, openheid en volledigheid zijn in de praktijk niet de leidende principes bij de beantwoording van Kamervragen, het opstellen van Kamerbrieven, het reageren op Wob-verzoeken en het samenstellen van dossiers voor rechtszaken. (…) De informatievoorziening was in meerdere gevallen ingegeven door gewenste juridische of politieke uitkomsten, resulterend in het slechts gedeeltelijk, vertraagd of niet verstrekken van informatie. Het beschermen van de persoonlijke beleidsopvattingen van ambtenaren kan een legitieme reden zijn om stukken niet of deels te openbaren. De commissie constateert echter dat het begrip “persoonlijke beleidsopvatting” in de praktijk regelmatig te ver wordt opgerekt.’

Ook schrijft de commissie: ‘De Tweede Kamer (…) werd verschillende malen onjuist geïnformeerd, maar stuitte bovendien op weigeringen van het kabinet om informatie te verstrekken, bijvoorbeeld onder het mom van persoonlijke beleidsopvattingen, in overeenstemming met de zogenoemde Rutte-doctrine.’

Omtzigt moet een beetje op zijn woorden letten

Dit is de enige keer dat de commissie de term Rutte-doctrine gebruikt, maar niet per se als synoniem voor leugenachtig kabinetsoptreden. Het gaat hier om Ruttes opvatting dat ambtenaren en bewindslieden binnenskamers onverbloemd hun persoonlijke kijk op een beleidsvraagstuk moeten kunnen geven. Wat dat betreft, moet Omtzigt dus een beetje op zijn woorden letten.

Kabinet-Kok II

Lees ook de column van Philip van Tijn: De toeslagenaffaire kent één hoofdschuldige: het parlement

Maar in dezelfde passage geeft de commissie een voorbeeld van de Rutte-doctrine: het memorandum Palmen. Juist dat voorbeeld sluit aan bij de veel ruimere interpretatie die Omtzigt geeft aan het begrip Rutte-doctrine. De commissie schrijft: ‘Het adviesmemo van de vaktechnisch coördinator uit 2017 kan hier wederom als voorbeeld dienen. De meest cruciale passages uit dit advies worden in eerste instantie niet aan de Tweede Kamer verstrekt. Pas nadat de betreffende juridische adviezen tijdens een openbaar verhoor van de ondervragingscommissie zijn voorgelezen, krijgt de Tweede Kamer het memo integraal toegestuurd.’

De grote vraag blijft nu of het kabinet doelbewust bezig was de Kamer te misleiden dan wel geen zicht had op de chaos aan documenten. Premier Rutte zei tijdens zijn verhoor dat hij de klokkenluidersnotitie destijds niet onder ogen kreeg. Sterker, ook andere ministers en staatssecretarissen zagen het stuk niet.