Er zijn mogelijkheden voor de Amerikaanse president Joe Biden om iets te doen aan de veel te snelle groei van China, schrijven Edouard Prisse en Joris van de Weerd in een ingezonden opinie. Maar wie de macht van China wil beteugelen, moet oppassen voor veelgemaakte denkfouten.
Edouard Prisse (1938) is schrijver, consultant en voormalig zakenman. Hij schreef het boek Is China Taking Over? over de relatie tussen China en het Westen. Joris van de Weerd (1975) is tekstschrijver, communicatieadviseur en trainer.
Ingezonden opinieartikelen worden geselecteerd door de redactie, maar vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van EW.
Overal wordt nu geschreven, ook door de vele denktanks, dat China niet meer te stoppen zou zijn en dat er niets anders op zit dan uit te zoeken hoe wij met dit steeds machtigere land kunnen omgaan. Het aantal zogenaamd verstandige publicaties in die zin is legio. Zo heeft ook de Europese Commissie kortgeleden onder Duitse invloed besloten een investeringsakkoord met China te tekenen dat nog slechts door het Europees Parlement hoeft te worden geratificeerd. Toch kan de veel te snelle groei van China nog tot normale proporties worden teruggebracht, al is het nog steeds niet duidelijk hoe de Amerikaanse president Joe Biden de situatie ziet en of hij de harde en moeilijke maatregel die nog steeds mogelijk is wel zal nemen.
Onze grote fout
De economie van dit grote oude land blijft slechts overeind dankzij de enorme geldstroom die vanuit het Westen naar Peking vloeit, het vele geld waarmee wij in het Westen daar in China zo oeverloos veel kopen. In 2001, toen de afspraken tot vrijhandel met China in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) werden gemaakt, was al te voorspellen dat onze industrieën niet zouden kunnen wedijveren met producenten in China. Arbeiders kostten daar destijds 15 procent van wat wij hier betaalden en daar waren er ook nog eens zo’n 500 miljoen van! Onmogelijk om daartegen te concurreren.
Dat het aangaan van die vrijhandel een stommiteit was, wordt bij ons nog steeds ver onder de mat geschoven. Men wil dat niet weten. Je eigen fout erkennen is moeilijk, zeker als het een enorme fout betreft. Toch herinnert iedereen zich nog wel wat wij destijds dachten: het communisme in China zal imploderen, net als in de Sovjet-Unie. Of: door het internet en de nu vrije markt breekt daar zeer binnenkort democratie door. En ook: financieel stort de economie daar onvermijdelijk in, ze hebben te veel schulden, en: wij gaan de grote Chinese markt veroveren!
Deze arrogante ideeën hebben ons toen verblind. Wij wilden niet zien dat wij, met de indertijd beginnende stroom geld, het overleven van dit dictatoriale regime zouden steunen en daarmee ook de macht in de wereld uit handen zouden geven. Als de Verenigde Staten niet willen dat zij binnenkort ‘achteraan zullen bungelen’, zoals de oud-president van De Nederlandsche Bank Nout Wellink in zijn boek Ontgelden schrijft, dan moet Amerika zijn vrijhandel met China beëindigen. Want ook al wil Wellink, sinds december 2018 niet-uitvoerend lid van de raad van bestuur van de Chinese staatsbank ICBC, de wreedheden van het regime in Peking niet zien, hij ziet heel goed wat er economisch gaat gebeuren als wij niets doen. En dan bungelen wij, Europa, natuurlijk ook achteraan.
Als antwoord op de vele artikelen waarin wordt geschreven dat China niet meer te stoppen zou zijn, volgt hier allereerst een scenario, een schetsmatige verkenning van hoe het beëindigen van de vrijhandel in zijn werk zou kunnen gaan.
Scenario
De Verenigde Staten bieden wereldwijd excuses aan voor de fout dat het land ooit met het goedkoop producerende China een vrijhandelsakkoord heeft gesloten, leggen in enkele zinnen uit waarom dat fout was, kondigen aan deze vrijhandelsrelatie te willen beëindigen en lichten daarover ook China beleefd in.
Op diezelfde datum laat het Witte Huis weten welke sectoren van de eigen industrie, na een overgangstermijn van zes maanden, niet meer in China mogen kopen. Komen na die datum uit China verboden goederen aan in de zeehavens en op de vliegvelden van de Verenigde Staten, dan zullen deze niet worden uitgeladen. Slechts ‘Equal Trade’ zal worden toegestaan, dat wil zeggen dat de Verenigde Staten gaarne toestaan dat China naar de Verenigde Staten exporteert, maar in geld gemeten ruwweg in gelijke hoeveelheden als China uit de Verenigde Staten importeert, niet meer. Hoe meer handel hoe beter, maar beiderzijds evenveel.
Lees ook dit omslagverhaal van Jelte Wiersma: Is het China van Xi Jinping nog te stuiten?
Vervolgens wordt het aantal industriële sectoren dat al dan niet in China mag kopen duidelijk aangegeven. Deze sectoren worden zó gekozen dat de enkele industriële sectoren die nog wel uit China mogen importeren geen strategisch, noch industrieel nadeel opleveren door uit China hun spullen te betrekken en daarvan afhankelijk te blijven.
Om een eenvoudig voorbeeld te noemen: import van kleding, T-shirts, jeans en dergelijke mag dan gewoon doorgaan. Maar vele andere industrieën, waaronder vanzelfsprekend de militaire industrie, moeten uitsluitend nog in de Verenigde Staten hun inkopen doen. Wat daarbij in detail moeten worden geregeld, is dat enkele van de overige sectoren die niet meer uit China mogen importeren, ook niet meer uit buitenlanden als Vietnam, Indonesië en India mogen importeren, althans niet in grotere volumes dan zij dat tot nog toe deden. Ook dat wordt vastgelegd.
Om dit alles goed te regelen, zetten de Verenigde Staten een nieuw in- en export- handelsbureau op. Dat overheidsbureau krijgt de taak de regels vast te stellen, de controle te organiseren, te constateren wat er misgaat, en de regels waar nodig aan te passen, bij te sturen, enzovoort. Het Witte Huis benoemt een capabele hoge functionaris aan het hoofd van dit handelsbureau. Deze functionaris krijgt zeker een moeilijke taak, die hem en zijn staf veel werk zal kosten.
De voorspelbare en even gigantische als kortdurende lobbyactiviteiten van het bedrijfsleven om een dergelijk presidentieel initiatief tegen te houden, dienen strikt te worden geregeld, zodat het betreffende bureau vrij ongestoord zijn werk zal kunnen doen.
Vanaf de eerste dag weten alle bedrijven in de sectoren die nog maar zes maanden hebben voordat zij niet meer uit China mogen importeren, dat zij zo snel mogelijk hun inkoop naar andere landen moeten verplaatsen, deels andere goedkope buitenlanden, zoals Vietnam, Indonesië en India, maar voornamelijk de Verenigde Staten zelf. Wel zal een vertragende factor zijn dat buiten China, en in de Verenigde Staten zelf, snel zal moeten worden geïnvesteerd in nieuwe productiecapaciteit. De goederen die niet meer uit China komen, moeten immers elders worden gemaakt. Voor sommige industriële sectoren zal de periode van zes maanden daarom wellicht moeten worden verlengd.
Als de industrie daartoe door de overheid wordt gedwongen, zal zij hoogstwaarschijnlijk zeer efficiënt reageren. Overlevingsgezindheid zit het bedrijfsleven immers in zijn DNA.
Waar het bovenstaande scenario op neerkomt, is dat de overheid van de Verenigde Staten de huidige wantoestand van vrijhandel met China best kan aanpakken. President Joe Biden heeft aangekondigd dat te willen doen. Op zich is zo’n taak heel gewoon, de overheid herstelt wat er mis is gegaan.
Lees ook: Gebrek aan nuance in China-discussie: laat gesprek niet over aan pandahuggers en China-bashers
Drie hardnekkige tegenargumenten weerlegd
Wie spreekt over het opzeggen van vrijhandel met China, krijgt meteen te horen wat ook China-kenner Henk Schulte Nordholt 21 augustus 2020 op de EW -site schreef: ‘Prisse houdt geen rekening met de complexe globale handels- en investeringsstromen waarvan China een onlosmakelijk deel uitmaakt‘. In werkelijkheid zijn die stromen helemaal niet onlosmakelijk. Het argument zou zijn: ‘Gedurende negentien jaar heeft deze verstrengeling plaatsgehad, dat krijg je niet meer uiteen.’ Wel, dat is apert onjuist. De beslissing van een bedrijf tot het aankopen van onderdelen of grondstoffen in China neemt slechts enkele maanden in beslag, elke keer weer. Het stoppen daarvan en overgaan naar een ander land of de eigen Verenigde Staten, zal dus ook maar enkele maanden kosten. Het zakenleven kan zich bliksemsnel aanpassen.
Wie bevreesd is voor de fanatieke lobby die zeker zal beginnen om dit scenario tegen te gaan, mag niet vergeten dat het bedrijfsleven slechts voor de korte termijn kan denken. Dat is het gevolg van ons systeem waarin voor directies de winst van het komende kwartaal heel belangrijk is, de koers van de aandelen hun schrik aanjaagt wegens gevaar voor overname, en waar de druk van aandeelhouders en andere belanghebbenden groot is op het plaatje van nu.
Afgezien van het plannen voor onderzoek en het investeren in productiecapaciteit kan het zakenleven meestal niet voor de lange termijn denken. Het is dan ook aan de overheid om dit belang van de zakenwereld te behartigen, met een betere invalshoek en beter inzicht dan waartoe het bedrijfsleven zelf in staat is. Maar dat onvermijdelijk het stoppen van deze vrijhandel met China, ook in de Verenigde Staten, een korte recessie zal meebrengen, is duidelijk.
Moeilijk dus, zeker. En een kortstondige chaos, dat ook. De motivatie om dit alles op te zetten, behoort te zijn dat tegenover de grote moeilijkheid van stoppen met de vrijhandel het veel grotere nadeel staat van een Chinese wereldoverheersing. Wij moeten kiezen: willen wij onze democratische maatschappij beschermen tegen het aanstormende China of krijgt Wellink domweg gelijk dat wij ‘achteraan zullen bungelen’?
Een tweede bezwaar dat hier kan worden ontzenuwd, luidt: ‘Maar dan wordt toch alles duurder, dat kan niet hoor!’ Dat kan best, want dat hoeft niet ten koste te gaan van onze kwaliteit van leven en heeft bovendien economisch nauwelijks consequenties. Na het geleidelijk stoppen van de grootschalige aankoop in China blijft de hoeveelheid geld die in de Verenigde Staten vervolgens door consumenten wordt besteed naar verwachting grofweg gelijk, alleen het volume goederen dat men voor dat geld koopt, neemt af, want die goederen zijn dus duurder geworden. Ze kosten weer net zoveel als voor 2001.
Volgens John Maynard Keynes (1883-1946), de Britse econoom die als eerste correct wist uit te leggen hoe de economie van een land functioneert, is voor de gezondheid van de economie alleen de hoeveelheid besteed geld van belang, niet wat ervoor wordt gekocht. Het ‘alles wordt duurder’ is dus juist, maar een beetje minder luxe voor de consument als prijs voor het stoppen van de Chinese overmacht in ons leven, is geen moeilijke keuze. En, nogmaals, ‘duurder’ schaadt de economie niet.
Wanneer de Europese Unie met de Verenigde Staten zou meedoen, geldt dat ook voor Europa. Natuurlijk zullen overheden vooraf aan het grote publiek moeten uitleggen waarom dit offer nodig is. Robert Lighthizer, de handelsvertegenwoordiger van oud-president Donald Trump, geen econoom, maar wel een uitstekende man, legde het al eens uit in zijn artikel in The New York Times van mei afgelopen jaar. Lighthizer laveerde daarin mooi tussen de nonsens van zijn baas Trump, die hij niet mocht tegenspreken, en de realiteit die hij toch wilde benoemen.
Lees meer over China en de Oeigoeren: gebruik term ‘genocide’ niet lichtzinnig
De derde soort informatie die tegenspreekt dat het Westen maatregelen moet nemen tegen China staat goed verwoord in het boek van de Amerikaan Dinny McMahon: China’s Great Wall of Debt uit 2018. McMahon noemt ondermijnende factoren die volgens hem de Chinese economie vanzelf de das om zullen doen, zoals het veel te grote gemak waarmee voor allerlei projecten leningen worden verstrekt die nooit kunnen worden terugbetaald, de enorme corruptie en de negatieve gevolgen daarvan voor de economie, de hoeveelheid nieuwbouw in buitenwijken van veel steden die niet wordt bewoond en tot slot de onevenredige vergrijzing tegenover te weinig kinderen door het langdurige één-kind-beleid in China. Het is allemaal waar, maar bijna al die argumenten horen wij al sinds 2003 en toch gaat het in China nog steeds niet mis.
Hoe zit dat dan? Wel, de enorme instroom van de eerder genoemde 500 miljard per jaar helpt China het hoofd boven water te houden. Laat er dus geen twijfel over bestaan: ondanks de grote interne uitdagingen waarmee China kampt, blijft de economie van China overeind zolang de scheve vrijhandel doorgaat. Wat McMahons boek duidelijk maakt, is dat de Chinese economie wel degelijk als een kaartenhuis in elkaar kan zakken als de Amerikaanse president Joe Biden de vrijhandel weet te beëindigen. Dat is dan de prijs die het Chinese regime zou betalen voor oneerlijk handelen, voor de wrede behandeling van zijn burgers en voor zijn machtswellust. Een wreedheid en oneerlijkheid die wij niet hierheen willen zien komen.
In dit alles is de mening van Henk Schulte Nordholt belangrijk, want hij wordt in Nederland gezien als de China-expert. Terwijl hij op de EW-site een ingezonden artikel begon met ‘Totdat China verandert’, liet hij allereerst het wensdenken weer eens de vrije loop. Immers, China verandert juist de verkeerde kant op.
In hetzelfde artikel roept hij de democratische landen op om, in gezamenlijk optreden, China aan de regels te houden. Dit klinkt mooi, maar ook al zou China zich daardoor aan alle regels houden, dan nog stopt de hierboven uiteengezette disbalans in handel niet. Het is daarnaast een illusie te denken dat alle democratische landen zouden samenwerken. Ook iets waaraan China debet is? Het Chinese ‘verdeel-en-heers-met-geld’ is in elk geval efficiënt gebleken. Denk bijvoorbeeld aan China’s geslaagde politieke anti-EU-invloed in Griekenland.
Hoewel de eerste twee weinig juiste ideeën het hele artikel onderuithalen, ziet Schulte Nordholt toch enkele zaken helder: de Chinese dreiging gaat inderdaad alle democratische landen in de wereld aan, ook ziet hij dat ‘de ondergang van het Avondland in zicht’ is en schrijft hij: ‘internationale handel versterkt de belangrijkste pijler waarop de legitimiteit van de Communistische Partij van China rust: economische groei’.
Hij noemt dus de handel, maar verzwijgt het negatieve effect ervan. Maar dan schrijft hij weer terecht: (Xi koestert) ‘de droom die de Chinese elite vanaf de desastreuze Opiumoorlog van 1840 heeft geobsedeerd: het terugbrengen van het land op de nummer-1-positie waarop het vanwege zijn grootte en superieure beschaving van nature recht heeft. Als de CPC daarin slaagt, is het einde van de Westfaalse orde van gelijkheid tussen staten in zicht. Van gelijkheid was nooit (bij de Chinezen) sprake.’ En: ‘Omdat de VS de enige macht is die China nog kan stoppen, dienen de democratische landen dat politiek met de VS aan te kaarten.’ Schulte Nordholt ziet het gevaar helder en hij verwoordt ook correct de positie van de VS. Hij is alleen nog niet toe aan het denken over een remedie.
De 50-25-25-verhouding
Voor die remedie nu, is het Westen afhankelijk van Amerika. Wij, Europa, zijn dat ook. Alleen de Verenigde Staten kunnen namelijk China nog stoppen en dan alleen als zij het goed aanpakken. Biden heeft daartoe een unieke, en misschien wel laatste kans. De Europese Unie (EU) kan China niet kan aanpakken, omdat de EU slechts voor ongeveer 25 procent verantwoordelijk is voor het enorme jaarlijkse handelsbalansoverschot van China. Met de Verenigde Staten is het handelsoverschot van China tweemaal zo groot! De laatste 20 à 25 procent bestaat uit het geld van de inkopen in China vanuit de rest van de wereld. Als de EU de vrijhandel met China zou opzeggen, zou Peking slechts geïrriteerd de schouders ophalen. Pas als de Verenigde Staten een dergelijke stop doorvoeren, zou dat zo hard in de Chinese economie aankomen dat de machtsontwikkeling in de wereld tot een normaal niveau kan worden teruggebracht.
Lees ook deze ingezonden opinie: Verenigd front van democratische staten moet opkomst Chinese wereldorde weerstaan
Voor de groeiende macht van China is natuurlijk niet alleen de scheve handelsbalans verantwoordelijk. Dat dit grote land op de lange duur het machtigste ter wereld wordt, is waarschijnlijk onvermijdelijk en heeft gewoon te maken zijn enorme omvang en een duizelingwekkende hoeveelheid inwoners. Maar de actuele scheve handelssituatie maakt China veel te snel en disproportioneel rijker en geeft de Peking-dictatuur agressieve en gevaarlijke overmoed. Dat kan beter stoppen.
Let wel, de 50-25-25-verhouding is een grove indeling. Elk jaar fluctueert zij enigszins, maar ruwweg blijft ze gelijk. Het gaat hier niet om de exacte maat, maar om de mate.
Zijn de adviseurs wel competent?
De adviseurs van oud-president Trump die de handel met China moesten regelen, waren bepaald geen goede adviseurs. De voornaamste van hen, Peter Navarro, adviseerde een handelsoorlog met China te beginnen. Dat importheffingen het enorme prijsverschil, de prijzen zijn in China nu meer dan 60 procent lager dan in de Verenigde Staten, niet zou neutraliseren, had Navarro behoren te voorzien. Die tarievenstrijd is dan ook totaal mislukt. Het Amerikaanse deficit met China steeg zelfs een beetje! Ietsje verklaarbaar was die incompetentie overigens wel, want een situatie als de gigantisch scheve handel met China is nooit eerder vertoond en wat moet gebeuren om dat te herstellen, is dan ook iets geheel nieuws. Niet veel mensen kunnen nieuwe situaties aan. Het is in elk geval te hopen dat Joe Biden betere adviseurs vindt! Er zijn daar vooral geschoolde macro-economen nodig.
Biden heeft echter de diplomaat/zakenman Kurt Campbell aangesteld als ‘Azië-tsaar’ en deze Campbell en zijn bedrijf The Asia Group zouden er weleens belang bij kunnen hebben dat de status quo van de handel met China gehandhaafd blijft. En dan zal hij Biden afraden de vrijhandel aan te pakken. Herstel van de scheefgegroeide handelssituatie vergt sowieso intelligente denkers en capabele functionarissen, want – als dat al zou worden besloten – het zal moeilijk worden om het beëindigen van de vrijhandel met China goed uit te voeren. ‘Moeilijk’ is geen excuus om dan maar niets te doen, maar of het ook gaat gebeuren?
Alle andere ideeën om China te beteugelen, zoals ‘wij moeten met zijn allen China aan de regels houden’, klinken dan wel flink, maar zijn gedoemd te mislukken. Wie dat schrijft, is gewoon naïef.
De Duitse denkfout
Als enige van de westerse democratieën heeft Duitsland met China een handelsoverschot, onlangs nog 77 miljard euro export tegen 66 miljard euro import. Het is natuurlijk heel knap dat dit de Duitsers lukt, ondanks het zo lage prijspeil in China. Zij kunnen dat dankzij hun technische superioriteit en zo voelen de Duitsers zich comfortabel, vinden ze zichzelf sterk en zien ze niet, of willen ze niet zien, dat de gigantische jaarlijkse verrijking van China met ongeveer 500 miljard dollar ook voor Duitsland een bedreiging vormt. Want 500 miljard is wel even wat meer dan 11 miljard voordeel.
En toch is in de ogen van de regering-Merkel, met achter haar een heel sterke industriële lobby, het beschermen van de Duitse zakelijke belangen in China van groter belang dan het gevaar van een Chinese wereldmacht die de andere democratieën zo duidelijk zien groeien.
Die denkfout constateert ook de Belgische politicoloog en China-kenner Jonathan Holslag, zoals hij schrijft in een recent artikel. Het gevolg is dat de Duitse regering Brussel heeft weten te overtuigen een investeringsakkoord met China te tekenen. Bondskanselier Angela Merkel wilde dat absoluut doorzetten en door dit beperkte Duitse denken is China erin geslaagd een eerste wig te drijven tussen de EU en de Verenigde Staten van president Joe Biden. In het spel van verdeel en heers zijn de Chinezen weer eens meester, en Brussel laat zich paaien. Er is wel veel weerstand tegen dit akkoord, maar toch neemt men aan dat het Europees Parlement het zal ratificeren. Er zitten in het Parlement nu eenmaal niet veel strategisch denkende macro-economen die de juiste tegenargumenten kunnen geven.
Dictatoriaal kapitalisme
Dankzij een dictatoriale macht, en een cultuur van hard aanpakken, regels opleggen en keiharde discipline, is China het coronavirus inmiddels de baas. De economie draait er weer op volle toeren, terwijl corona het Westen nog volledig in z’n greep heeft. Beteugeling van het opdringende dictatoriale kapitalisme uit Peking wordt door de groei van China snel moeilijker en kan – als de Verenigde Staten niet ingrijpen – uiteindelijk onmogelijk worden als China daarvoor eenmaal te machtig zal zijn. Wij naderen een kantelpunt…
Het belangrijkste is uiteraard dat correct inzicht landt bij de Amerikaanse politieke top. Zowel in de Verenigde Staten als in Europa denkt een meerderheid van de bevolking nog steeds dat vrijhandel met China een goede zaak is. Zolang de adviseurs van president Joe Biden de westerse fout met China uit 2001 niet willen of kunnen zien, zal daar ook geen effectieve remedie worden bedacht. Dan zal de komende machtsstrijd tussen Amerika en China net zo mislukken als Trumps eerdere handelsoorlog. Intussen leunen de Chinese leiders rustig achterover en glimlacht president Xi Jinping. China wordt als vanzelf steeds rijker en zo de baas in de wereld.
Lees hier het essay van Jelte Wiersma: Westen is vitaler dan Xi’s dictatuur
Actie-reactie
Vanuit Nederland is het lastig inschatten wat er binnenskamers in Washington wordt bedacht, maar het ziet er niet naar uit dat men daar het stoppen van de vrijhandel ziet het als enige juiste middel.
Al met al hangt de toekomst van de onafhankelijkheid van de westerse samenlevingen aan een zijden draad die de Amerikaanse president Joe Biden in handen heeft gekregen. Het zeer weinige dat wij Nederlanders kunnen doen, is de banden met onze Amerikaanse collega’s verder aanhalen om onze inzichten te bespreken. Dat zegt Schulte Nordholt goed: bewustwording bevorderen en vooral niet gewoon zwijgen.
Maar Den Haag lijkt op dit gebied met zijn laarzen diep in poldermodder vast te zitten en niet eens over dit onderwerp te willen nadenken. En noch de EU, noch de Verenigde Staten zien de langzaam ontvouwende ramp werkelijk voor wat ze is. Het ziet er nu naar uit dat Nout Wellink gewoon gelijk gaat krijgen.