Niemand verbaast zich erover. Het is immers sinds decennia vaste prik in Nederland: vijandigheden tussen Israël en de Palestijnen veroorzaken in ons kikkerlandje, ver verwijderd van de brandhaard, een opleving van Jodenhaat, schrijft Aron Vrieler in een ingezonden opinie.
Een zeer menselijk rechtvaardigheidsgevoel leidt ertoe dat de ‘underdog’ luidruchtig gesteund wordt, en sinds 1967 is dat het Palestijnse volk. Wat de feitelijke situatie is en hoe het probleem zich historisch heeft ontwikkeld, lijkt niemand te deren. Onderbuikgevoelens doen de normen en waarden van rustige tijden even helemaal vergeten, en monden dikwijls uit in glashard antisemitisme.
Aron Vrieler (1993) is beleidsmedewerker bij CIDI gespecialiseerd in antisemitismebestrijding- en onderzoek. Hij heeft een master in conflict studies.
Ingezonden opinieartikelen worden geselecteerd door de redactie, maar vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van EW.
Het is enigszins te verklaren, maar geenszins te rechtvaardigen. Antisemitisme en andere groepshaat zijn ontoelaatbaar, zonder gemaar over wie wat doet 4.000 kilometer verderop.
Opleving van Jodenhaat
De piek in antisemitische uitingen is niet alleen een gevoel bij het (opvallend kleine) deel van de media dat wel aandacht besteedt aan de problematiek. Het blijkt ook uit gegevens van het landelijk meldpunt voor antisemitische incidenten van het CIDI. Getuigen en slachtoffers van anti-Joodse uitingen kunnen daar terecht voor advies of simpelweg om te helpen in kaart te brengen wat er precies speelt.
Het aantal gemelde incidenten was tot begin mei opmerkelijk laag, wat eindelijk hoop gaf op een dalende trend. Na het oplaaien van het conflict half mei schiet de lijn echter omhoog. In de vier weken die volgden, zijn ruim 50 incidenten geregistreerd. Ter illustratie: in het hele vorige kalenderjaar waren het er zo’n 130.
Hoe manifesteert dit zich in de levens van Joden? Grofweg kunnen incidenten worden onderverdeeld in gevallen waar de daders onbekend en anoniem zijn, en waar het de persoonlijke omgeving binnenkomt.
In het eerste geval is straatintimidatie het duidelijkste voorbeeld. De weinige mannen in Nederland die een keppel dragen, bijvoorbeeld, melden vaker zaken als ‘kankerjood’ en ‘Free Palestina’ naar hun hoofd geslingerd te krijgen. Mensen die een ketting met een davidster willen dragen, of een mezoeza aan de deurpost willen hangen, denken nu twee keer na. Dit fenomeen is voor ‘zichtbare Joden’ bekend, echter maken nu velen melding van toegenomen agressiviteit bij hun belagers.
Men stelt wel eens dat een levendige en zichtbare Joodse gemeenschap de beste remedie tegen antisemitisme is, maar zichtbaarheid wordt Joden op deze manier wel erg lastig gemaakt.
Iets vergelijkbaars speelt op sociale media. Wie ook maar enige sympathie met Israël uit of in een verkeerde groep blijk geeft van zijn Joodse identiteit, krijgt een inbox vol antisemitische verwensingen. Vaak gaat het om de gebruikelijke clichés (‘kindermoordenaars’, ‘Jammer dat Hitler zijn werk niet heeft afgemaakt’), maar ook hier lijkt de norm te vervagen. Bedreigingen worden talrijker en grimmiger. Ook doxxing, ofwel het openbaren van persoonsgegevens als intimidatietactiek, komt veel voor.
Lees ook deze column van Afshin Ellian: Media, bied geen zuurstof aan Jodenhaat
Op school en op de studie
Dit zijn de gevallen waar daders zich verschuilen in anonimiteit, en zelf vermoedelijk ook weten dat wat ze doen, niet mag. Maar antisemitisme komt ook de persoonlijke omgeving binnen.
Incidenten op scholen zijn veelzeggend, omdat school de omgeving is waar normen worden aangeleerd en kinderen veilig zichzelf moeten kunnen zijn.
In één geval kreeg een vermeend Joods meisje door klasgenoten op de basisschool naar haar hoofd geslingerd: ‘Het is Palestina, niet Israël, alle Joden moeten oprotten,’ ‘Jammer dat de Tweede Wereldoorlog niet gelukt is’ en ‘Je bent een vieze Jood’. Vriendinnetjes van het doelwit werden onder druk gezet om contact met het vermeend Joodse meisje te verbreken: ‘Je mag niet met XY omgaan, want zij is de duivel.’ De tijdloze dynamiek van eruitpikken en uitsluiten speelt zich af in ons midden.
Het voorbeeld staat niet op zichzelf; van meerdere scholen zijn opvallend vergelijkbare incidenten gemeld. Bij allen viel op dat het begon precies de dag na het weekeinde van anti-Israëldemonstraties in de grote steden, op 16 en 17 mei. Het pestgedrag blijft onder de radar, omdat kinderen hun problemen vooral zelfstandig moeten oplossen, niet zielig zijn en zeker ‘niet moeten zeuren’. Hollandse nuchterheid staat in de weg om te begrijpen wat er precies aan de hand is.
Antisemitisme in het jasje van kritiek op Israël wordt door autoriteiten te vaak niet herkend. Sommige leraren dachten zelfs dat de opmerkingen over Israël, gericht tegen uitgerekend het Joodse klasgenootje, ‘grappig bedoeld’ waren.
Op twee kunstacademies in Amsterdam hingen studenten borden en spandoeken op met de tekst ‘From the river to the sea, Palestine will be free,’ prominent zichtbaar vanaf de weg. Een beetje achtergrondkennis leert dat de leus oproept tot het (al dan niet gewelddadig) opheffen van Israël. Toen CIDI voor het eerst contact opnam, toonde een woordvoerder zich vriendelijk, maar wilde hij zich ‘vooral niet bezig moeten houden met het conflict’. Pas dagen later greep de directie in, want eerder waren ze niet ‘op de hoogte van een deel van de betekenis’ van de leus. Joodse Amsterdammers vroegen zich af wat zorgwekkender is: een extremistische leus aan de gevel van prominente kunstacademies, of de weigering van gezagsdragers om de ontoelaatbaarheid van deze tekst in te zien.
Lees ook over dit onderwerp: Wat kan Amerika doen tegen toenemend antisemitisme?
Pas op bij demonisering
Kritiek op Israëls politiek is soms op haar plaats – zoals er op de politiek van elk land wel eens wat aan te merken valt. Demonisering van Israël is echter gevaarlijk, omdat we nu weten dat het leidt tot steeds agressiever antisemitisme. Wie Israël neerzet als het ‘ultieme kwaad’ (‘kindermoordenaar’, ‘apartheidsstaat’) rechtvaardigt stuitende intolerantie voor de kleinste associatie met het land en maakt normen tegen groepshaat ondergeschikt.
Het aanspreken van Joden op hun associatie met Israël, hoe vaag ook, kan betiteld als micro-agressie op basis van afkomst. Volgens onderzoek uit 2018 heeft 80 procent van de Joden in Nederland hier ten minste soms last van, bij 42 procent is dat ‘vaak’ of ‘de hele tijd’. Voor de goede orde: zelfs als iemand affiniteit heeft met het land, is het verre van terecht om diegene verantwoordelijk te houden voor wat Israël doet of laat met zijn defensiebeleid.
Het collectieve beeld van Joden is in slechts een paar generaties verschoven van etnisch/genetisch ‘anders’ naar ‘wit’ en ‘bevoorrecht’. Het frame van Israël als Goliath tegenover David, of zelfs Pietje Bell (wist u het van Hamas?) past hier naadloos in. Als resultaat vergeet menig politicus en woke activist dat antisemitisme een probleem is. Wie zich hierin wil verdiepen, raad ik aan de uitmuntende tentoonstelling ‘Zijn joden wit?’ van het Joods Cultureel Kwartier te bezoeken.
Soms moeten we onder ogen zien dat Nederland maar weinig invloed heeft op het verloop van dit ingewikkelde en langslepende conflict, hoe graag we het ook anders zouden zien. Op groepshaat en racisme in ons eigen land hebben we des te meer invloed. Het is hoog tijd om dié invloed eens uit te oefenen, want dat conflict is voorlopig de wereld nog niet uit, helaas.