Veel westerse journalisten in oorlogsgebieden laten zich beïnvloeden door emoties en verliezen daardoor alle objectiviteit. Het kan zelfs de internationale veiligheid in gevaar brengen, zoals in Libië.
Oorlogsverslaggeving is gevaarlijk, maar ook aanlokkelijk. We kunnen onze ogen niet sluiten voor de aanlokkelijke kanten van de oorlogsverslaggeving. Een oorlogsverslaggever is immers iemand die echt een verhaal heeft, om het na te vertellen. De aanlokkelijke kanten van de oorlogsverslaggeving zijn nu aanzienlijk groter dan een paar decennia terug.
De geboorte van de oorlogsverslaggeving
Van Martha Gellhorn (1908-1998) wordt gezegd dat zij de moeder van de oorlogsverslaggeving is. ‘Oorlog was altijd erger dan ik het kon uitdrukken. Altijd.’, aldus Gellhorn. Zij ging in 1937 samen met Amerikaanse schrijver Ernest Hemingway naar Spanje om daar verslag te doen van de burgeroorlog. Een burgeroorlog die uiteindelijk door Hitlers interventie ten gunste van generaal Francisco Franco werd beslecht.
Gellhorn was een schrijvende journalist. Al die oorlogen waarvan zij verslag heeft gedaan, zijn door haar uitvoerig beschreven en vanuit verschillende kanten belicht. De opvolger van Gellhorn is ongetwijfeld Oriana Fallaci (1929-2006).
Echter met haar begon de geëngageerde oorlogsverslaggeving. Aanvankelijk was zij anti-Amerikaans en links. Deze combinatie verblindde haar in de Vietnamoorlog om haar lezers goed te kunnen informeren over de Vietnamese bevrijders en vooral hun plannen met Vietnam: de oprichting van een wrede totalitaire staat. Die eenzijdige blik was het perspectief dat ik in mijn jeugd vooral door Fallaci’s boek kreeg aangereikt. Daarvan ben ik genezen door de Vietnamese vluchtelingen met wie ik een tijdje in dezelfde woning verbleef.
Deel 1 van Afshin Ellian: Door emotiejournalistiek verliest Westen realiteit uit het oog
Live verslaggevers werden sneller dan de inlichtingendiensten
Nu is alles anders. Al tijdens de Vietnamoorlog werd de rol van de beeldende media groter dan die van de schrijvende media. Het geheime leger van Ho Chi Minh (1890-1969) bestond vooral uit westerse televisieploegen.
Sinds de eerste Golfoorlog in 1991 is de oorlogsverslaggeving volledig in de baan van live verslaggeving van oorlogshandelingen. Het waren Peter Arnett en Bernard Shaw die vanuit hun hotelkamer in Bagdad live verslag deden van de Amerikaanse luchtaanvallen op Bagdad. Ze waren eigenlijk sneller dan militaire inlichtingendiensten: ook president Bush keek mee om de effecten van de bombardementen te kunnen inschatten. Dit is niet meer te stoppen. Er zijn genoeg oorlogsverslaggevers die hetzelfde willen doen als Arnett en Shaw, en dat bedoel ik met aanlokkelijk.
Journalisten werden bespeeld door de opstandelingen in Libië
Verslaggever Jan Eikelboom deed verslag uit Libië. Er waren ook andere journalisten van Al-Jazeera, CNN en van BBC. Zij hadden allemaal zonder uitzondering medelijden met Libiërs. Natuurlijk is dat heel menselijk. Maar het medelijden ging over in een vreemd soort sympathie-empathie voor de zwakkere groep. Dat zijn altijd de opstandelingen.
Deze emotionele houding was volledig hoorbaar en zichtbaar voor de kijkers. Je moet bijna ongevoelig zijn om onder die omstandigheden objectief te kunnen zijn. Zij werden eigenlijk bespeeld door de opstandelingen. Wat hadden de opstandelingen toen nodig? Luchtsteun. In augustus 2011 werden ze door de troepen van Kaddafi steeds verder in het nauw gedreven. We zagen ook beelden uit Benghazi met bijna smeekbede van verslaggevers in de trant van ‘als ze niet geholpen worden, zal de humanitaire ramp onbeschrijfelijk zijn.’
Gefungeerd als luchtmacht van de terroristen
De wens van rebellen en journalisten werd gehonoreerd: het westen besloot de luchtmacht te worden van de rebellen. Kort daarna wisten wij waarvan we de luchtmacht waren geworden: het islamitische terrorisme!
Nu gaan westerse journalisten, de grote cameramannen niet meer naar Libië. Wie wil nou in een oranje pak worden gehesen en onthoofd? Terecht, niemand. Al die verslaggevers hadden zich moeten afvragen wie de rebellen zijn en waarom ze continu religieuze leuzen uitroepen bij elke overwinning.
De oorlogsverslaggevers hebben met hun eenzijdige, emotionele, ja eigenlijke irrationele berichtgeving bijgedragen aan de overwinning van de terroristen in Libië. Zonder de zielige beelden en smeekbedes van oorlogsverslaggevers van grote media zouden de politieke en maatschappelijke discussies rustiger, bedachtzamer en rationeler verlopen zijn.
Wel gevoelens delen, maar niet verder onderzoek doen
Hetzelfde geldt voor de Syrische burgeroorlog. Lex Runderkamp was regelmatig in Syrië. Een keer hoorde ik hem zeggen dat hij gesluierde vrouwen zag, die andere vrouwen controleerden vanwege onzedelijke spullen, zoals lipstift. Had hij niet aan het publiek moeten vertellen dat deze vrijheidsstrijders de jihadisten zijn, dus de terroristen?
Al deze verslaggevers worstelen niet met de gevolgen van deze oorlogen: het zijn de inwoners van die landen zelf, die op nog afschuwelijkere wijze dan voorheen worden geslachtofferd. Bovendien is daarmee ook nog de internationale vrede en veiligheid ernstig in gevaar gebracht.
Meer objectiviteit en kennis van zaken nodig
Recentelijk zag ik Jan Eikelboom in Istanbul, waar hij verslag deed van de grootschalige pro-Erdogan demonstratie. Hij vertelde over het enthousiasme van een miljoen mensen. Maar hij vond het niet nodig om te onderzoeken waar deze mensen precies vandaan komen, en wat ze bedoelen met ‘de democratie’. Ook raakte hij geëmotioneerd door al die mensen die dictator Erdogan aanbidden. Ik zag ooit in een documentaire hoe de inwoners van Moskou oprecht in schok verkeerden toen Jozef Stalin was overleden. De massa loopt vaak achter tirannen aan.
De oorlogsverslaggeving heeft geen emotie, geen empathie nodig, wel objectiviteit en meer kennis van zaken. Westerse politici moeten zich onverschillig durven opstellen bij het zien van tv-beelden. De manipulatieve, domme reportages kunnen eigenlijk nooit een rationele grond vormen voor de politieke besluitvorming.