De historicus Geerten Waling schrijft op de site van Elsevier lovend over mijn proefschrift. Het is fijn om lof over je eigen werk te lezen. Of is die lof bij nader inzien een pony van Troje? Want eigenlijk wil Waling vooral kwijt dat de PvdA niet deugt, omdat ettelijke scheidende volksvertegenwoordigers en bestuurders na de verkiezingen elders aan de slag gaan. En mijn boek is dan een mooi voorbeeld voor wat de sociaal-democratie nog meer kan behalve baantjesjagen.
Nou zijn al die vermaledijde sociaaldemocraten grote jongens en meisjes die zich beter redden zonder mijn hulp. Laat ik daarom de vraag opwerpen hoe Waling wil dat de politiek draait zónder ‘carrièristische beroepsbestuurders’? Toch hopelijk niet met alleen maar amateurs die geen bezoldiging nodig hebben wegens geld op de bank en die na een jaartje ministerschap terugkeren naar hun andere liefde, het ‘voorzitten van de jury ter verkiezing van het horloge van het jaar’? (Herman Heinsbroek was namens de LPF ooit minister van Economische Zaken en gaf in in een interview uit 2004 aan wat zijn belangrijkste activiteit na de politiek was.)
De klassieke verdachtmaking dat politici alleen maar opportunisten en zakkenvullers zijn raakt van oudsher links meer dan rechts, omdat het mensbeeld op rechts nu eenmaal wat cynischer is. Als Thierry Baudet straks opeens afhaakt in het parlement om gróót te worden in de sportvisserij, zal zijn achterban maar half verbaasd zijn. Men wist immers al dat er een onvoorspelbare kant aan de man zat. Terwijl het voor veel sociaaldemocraten een klap was dat Wim Kok commissariaten ging verzamelen. En nu de PvdA zo slecht uit de verkiezingen is gekomen, is het noodzakelijk dat er vragen gesteld worden bij de mate waarin lokale PvdA-bestuurders nog representatief zijn voor de voorkeuren van de bevolking.
Maar dat kan toch wel met iets meer pretentie gebeuren? Is het niet aan intellectuelen als Waling om de toekomst vooruit samen te vatten, in plaats van het letterlijk eeuwige sentiment te voeden dat ‘ze in Den Haag’ niet deugen? Dat een gemeenteraad een burgemeester aanbeveelt die lid is van een partij zonder zetels, kon immers wel eens meer zeggen over de aanstaande teloorgang van de politieke tegenstellingen op lokaal niveau dan over de bij vlagen op het hysterische af beschreven vermeende macht van ‘het partijkartel’ (Baudet).
Alleenrecht op democratie
Onder deze esthetische kritiek speelt ook wel een zorg. Achter het verlangen om dat partijkartel ‘te kraken’ lijkt het idee te leven dat er zoiets is als het alleenrecht op democratie, dat er maar één interpretatie is die deugt en dat een ad hominem dus voldoende is om een vertegenwoordiger van ‘de elite’ of ‘de gevestigde orde’ af te serveren.
Volksvertegenwoordigers kun je niet verwijten dat ze kort door de bocht gaan, het is een hele kunst om heldere boodschappen te vertellen. Maar voor gewone mensen ligt de lat hoger, dunkt me. Niet heel veel hoger, natuurlijk. Allicht dat conservatieve en populistische maatschappijcritici zich kapot lachen om het idee dat ze aan zelfkritiek zouden moeten doen. ‘Laat de kritiek op ons maar aan opponenten over, dan bevestigen ze mooi ons frame.’ Het oppompen van algemene argwaan jegens de politiek via kritiek op het midden hoort er ook een beetje bij.
Maar laten we het democratische spel toch maar serieus nemen. Als je de rust hebt om van achter je bureautje na te denken, is het ook zaak dat je je soms afvraagt hoe het aangeblazen cynisme weer weg te nemen is.