Jubelende commentatoren, huilende verslaggevers, juichende mensenmassa’s – mooi was ze hè, die ‘Arabische lente’? In 2011 was de hele westerse wereld gevangen in een zinsbegoocheling toen een revolutiegolf over Tunesië, Libië, Egypte, Syrië en Jemen spoelde. De vergelijking met 1989 was gemakkelijk gemaakt. Veel té gemakkelijk.
We weten inmiddels dat de revoluties geen betere regimes hebben opgeleverd, eerder het tegenovergestelde. Waar is het misgegaan?
Terug naar 2011
Niet iedereen liet zich in de luren leggen in 2011, toen de opstanden uitbraken. Voor Vanity Fair schreef Christopher Hitchens een scherpe column waarin hij vertelde over zijn eigen ervaringen met revoluties in de loop der jaren. Lissabon (1974), Zuid-Korea (1985), Tsjecho-Slowakije (1988), Hongarije en Roemenië (1989) en ook Chili, Polen en Spanje zag hij door de democratische wasstraat gaan.
Wat Hitchens bij al die revoluties had gezien, daarvan was in de Arabische wereld in 2011 geen spoor te bekennen. Relatief geletterde burgers, bijvoorbeeld, die wisten wat zij wilden: leven volgens de westerse standaarden. En die wisten hoe zij dat wilden bereiken: met democratische leiders en partijen die een democratische rechtsstaat zouden opbouwen. Ondergronds waren deze leiders en bewegingen allang aanwezig, de infrastructuur lag er al.
De Arabische storm
In Nederland was het Afshin Ellian, als Iraans vluchteling een ervaringsdeskundige als het gaat om mislukte revoluties, die er al vroeg op wees dat het frame ‘lente’ complete nonsens was. Een ‘Arabische storm’ noemde hij de revoluties consequent.
Hitchens en Ellian kregen gelijk. 2011 werd geen 1989. Nieuwe democratische rechtsstaten zijn in geen velden of wegen te bekennen aan gene zijde van de Middellandse Zee. Eerder was 2011 een 1789. De Franse Revolutie kostte de kop aan koning Lodewijk XVI, maar veel beter werd het niet. Een bloedige terreur barstte los, jaren van bloedvergieten, onzekerheid en onvrijheid waren het gevolg.
Alexis de Tocqueville concludeerde al dat de Franse Revolutie niet zozeer de verdienste was van dappere revolutionairen, maar het gevolg was van een vermolmd absolutistisch systeem. Radicalen als Robespierre hoefden er maar een duwtje tegen te geven en de troon stortte in elkaar. Net als de islamisten vandaag de dag in de Arabische wereld.
1848: de Europese lente
Het begrip ‘lente’ is meer van toepassing op 1848, toen in tientallen steden in Europa revoluties uitbraken. Omdat het gebeurde in de lentemaanden, maar zeker ook vanwege de democratische belofte kreeg 1848 meteen al de naam ‘lente der volkeren’. De Franse koning vluchtte, net als de vorst Metternich, andere koningen kozen eieren voor hun geld en accepteerden een (meer) democratische Grondwet, zoals koning Willem II in Nederland.
Ook 1848 veranderde de boel niet definitief. Frankrijk met keizer Napoleon III en Duitsland onder kanselier Bismarck werden voorlopig heus geen voorbeeldige democratieën. Toch zijn er goede redenen om de democratische transities in 1848 te associëren met de prille doch beloftevolle lentezon.
De Arabische wereld ziet nog lang geen lente
Wat de Europese lente zo onderscheidt van de Arabische storm, is dat er ondergronds al allerlei leiders en bewegingen waren opgestaan die de revoluties in Parijs, Berlijn, Wenen en tientallen andere steden op een hoger plan konden tillen. Die een publiek debat konden voeren, met felle redevoeringen en overtuigende geschriften, die capabele kandidaten konden leveren voor parlementen, die hun achterban konden trainen om het democratische spel te spelen.
Centraal in de revoluties van 1848 stond het samenspel van individuele, zelfbewuste burgers in verenigingen die al op politieke partijen gingen lijken. In debatten die parlementair waren, met respect voor de oppositie en haar standpunten. In een politiek systeem waarin iedereen een plek moest krijgen, niet alleen de mensen van de eigen clan, religie of ideologie.
De Arabische wereld scoort op al die punten zwak. De democratie lijkt er verder weg dan ooit.