Het gaat goed met Nederland, constateert het Sociaal- en Cultureel Planbureau in zijn nieuwe rapport, De sociale staat van Nederland 2017, maar niet zonder meer: 5 procent van de bevolking bungelt aan de onderkant van de samenleving en ervaart een kloof door ‘combinatie van hardnekkige problemen en ongelijkheden’.
Zij zijn de gehandicapten, zij zijn de werklozen, zij zijn de onzelfredzamen die niet mee kunnen in de moderne samenleving die is opgebouwd door een gezonde, jobhoppende, globetrottende en casual ZZP-ende elite.
Zij zijn het ‘precariaat’ en voelen zich een blok aan het been van die prachtige ‘participatiesamenleving’ die ons wordt voorgespiegeld door carrièrebestuurders, die blijkbaar dure woorden nodig hebben om hun eigen luiheid en desinteresse in te verpakken.
Het SCP-rapport levert een diffuus beeld: alarmerend is het dat we in vergelijking met 1990 vandaag de dag een grotere armoede (6,6 procent) kennen. Maar ook is het vertrouwen in de democratie en in andere burgers gegroeid, de tolerantie jegens immigranten ook, terwijl de waardering van de vrijheid van meningsuiting juist is gekelderd van 81 procent in de jaren negentig, naar 66 procent nu.
Er lijkt maar weinig sociale mobiliteit te zijn
Behalve op die 5 procent die worstelt aan de onderkant van de samenleving, wijst het SCP überhaupt op de sociale kloven die dieper en breder lijken te worden, vooral tussen hoger en lager opgeleiden. De ‘diplomademocratie’, aangekaart door Bovens en Wille in hun gelijknamige studie uit 2010, wordt opnieuw aangetoond: alle relevante politieke en maatschappelijke posities in ons land worden bezet door de hoogstopgeleiden.
Uit het weekblad
Mark Rutte: ‘Grote onvrede is niet de sfeer in Nederland’
Het is niet zozeer schadelijk dat er grote verschillen zijn, maar wel dat die verschillen groter worden en dat er weinig sociale mobiliteit lijkt te zijn. We dreigen terug te vallen in de oude realiteit waarin je als dubbeltje nooit een kwartje zult worden. We krijgen een horizontale verzuiling, waarbij de bovenlaag en de onderlaag niets met elkaar te maken willen hebben.
Maatschappelijke kloven waren er door de eeuwen heen
Door de eeuwen heen heeft Nederland verschillende maatschappelijke kloven gekend. Eilanden en polders hadden hun eigen mentaliteit, buurdorpen die hun rivaliteiten uitvochten kwam je overal tegen. Het kleine beetje adel dat in Nederland nog wat voorstelde, streed tegen de rijke patriciërs in hun grachtenpanden en buitenhuizen.
Die patriciërs botsten vaak op hun beurt met het plebs, dat zich meer verbonden voelde met de Oranjestadhouder dan met die zelfverrijkers in de stedelijke elites. De welvaart van de Hollandse en Zeeuwse steden stuitte in de rest van Nederland op verzet, om nog maar te zwijgen over de Brabanders en Limburgers die feitelijk geen provinciën waren, maar koloniën in eigen land (Generaliteitslanden).
Protestanten en katholieken bevochten elkaar vier eeuwen lang, totdat in de jaren zeventig de ontzuiling intrad en het CDA werd opgericht. De strijdbijl van het kiesrecht en het religieus onderwijs begroeven zij, met de liberalen, een eeuw geleden pas – om over de voortdurende strijd tussen links en rechts nog maar te zwijgen.
Verzuiling bracht ook gevoel van verantwoordelijkheid mee
Nederland was en is een land van minderheden en dat is mooi: zo komt iedereen vroeg of laat aan bod. Maar vroeger was er binnen zo’n minderheid een eigen elite, die zowel in contact stond met de armen en precairen in eigen kring, als met de elites van andere zuilen. In deze verticale verzuiling was er ruimte voor verantwoordelijk bestuur en gemeenschapszin.
De horizontale verzuiling die wederom blijkt uit het SCP-rapport, is sinds 1990 alleen maar gegroeid. Met bijvoorbeeld het afschaffen van het referendum trapt dit kabinet wel een deur dicht, zonder ook maar het begin van een oplossing te leveren voor dat structurele probleem: hoe zorgen we dat de democratie en de samenleving van ons allemaal zijn en blijven?