De ruggengraat van Amerika: het maatschappelijk middenveld

Foto: AFP

Historicus Geerten Waling reist deze zomer voor elsevier.nl door de Verenigde Staten, op zoek naar de ziel van de Amerikaanse democratie. Zijn laatste column:

 ‘Wat men niet kan begrijpen zonder er eerst getuige van te zijn geweest, is de politieke bedrijvigheid die in de Verenigde Staten heerst.’

Alexis de Tocqueville, Over de democratie in Amerika (1835-1840)

Zoals we kunnen leren van Afghanistan, Libië en Oekraïne, kan een democratie alleen ontstaan in een democratische cultuur. Zo’n democratische cultuur heeft zich in de afgelopen vijf eeuwen heel geleidelijk, met vallen en opstaan, ontwikkeld in de oude landen van West-Europa.

In Amerika gebeurde het precies andersom: de Verenigde Staten ontstonden rond 1776 vanuit een democratische cultuur van vrijheid, gelijkheid en zelfbestuur van de Europese kolonisten aldaar.

Die oorsprong maakt van Amerika een democratisch land in het diepst van zijn wezen, fascinerend voor oude Europeanen als Tocqueville, maar ook voor een Nederlander die nu in Amerika rondreist. In mijn vorige twee bijdragen schreef ik al over de vanzelfsprekendheid in Amerika dat het volk soeverein is en over de impliciete erkenning van oppositie en tegenspraak – twee van de drie kernelementen van een democratische cultuur. Vandaag, ter afsluiting van deze Amerikareeks, bespreek ik het derde element: de civil society, in het Nederlands goed te vertalen als het ‘maatschappelijk middenveld’.

Ruggengraat van Amerika

Het maatschappelijk middenveld is het landschap van particuliere verenigingen, organisaties en initiatieven die bestaan buiten de domeinen van de staat, de familie en de markt. Het middenveld staat symbool voor een geïndividualiseerde samenleving, juist in de Verenigde Staten, waar de traditionele collectieven zoals kerken, gildes, stammen of families nagenoeg geen dwang uitoefenen. Niet vreemd is de verbazing waarmee Tocqueville schreef over de zelfredzaamheid van de Amerikanen. Vrij naar hem: als er in Europa een gat in de weg zit, haasten mensen zich om de overheid aan te sporen tot reparatie. Maar als in Amerika een gat in de weg ontstaat, verzamelen de burgers zich om er zelf iets aan te doen.

Toen ik deze zomer een rodeo bezocht in Wilsonville, Alabama, viel me op hoeveel gesponsorde boodschappen de spreekstalmeester over de tribunes uitstortte. Bovendien lag de arena waar cowboys, paarden, koeien en stieren het tegen elkaar opnamen op een particuliere boerderij. De gastheer was een rijke boer die elk jaar veel geld steekt in het volksvermaak op zijn erf. We zien het ook in de Amerikaanse kunstensector, de sportverenigingen, de openbare ruimte – overal zijn het (vaak rijke) burgers die zelf in de buidel tasten in plaats van subsidies te eisen van de staat.

De hardwerkende Amerikaan zorgt voor zichzelf (AFP)

De ziel van de Amerikaanse democratie

Er gaat een enorme kracht uit van die onafhankelijke, zelfredzame houding. Waar burgers zich vrijwillig organiseren in verbanden, plaatsen zij het individu en diens keuzevrijheid boven het collectief. Dit werkt ook door in de Amerikaanse politieke cultuur, waarbij het onafhankelijke maatschappelijk middenveld en het vrije publieke debat hebben geleid tot de vroege opkomst van lobbyclubs en politieke partijen.

‘Zoeken naar de ziel van de Amerikaanse democratie.’ Zo heette ruim twee maanden geleden mijn eerste column vanuit Amerika. Ik zal niet claimen dat ik de ziel gevonden heb, voor zover die zich al laat vinden. We kunnen hooguit de uitersten die Amerika zo kenmerken bezien in hun paradoxale samenhang, dan komen we enigszins in de buurt.

Zoals filosofie zelfrechtvaardiging is, zo is reizen zelfbezichtiging. Net als in de tijd van Tocqueville, zijn die curieuze kusten aan gene zijde van de Atlantische Oceaan ook voor de Europeanen van vandaag de perfecte spiegel voor politieke en sociale bespiegelingen. En net als een echte spiegel, is Amerika zowel het lustobject voor onze ijdelheid, als ook een confronterende reflectie van onze ouderdom.