Het lot van een mens is soms verweven met het noodlot van de ander, schrijft Afshin Ellian. Hoe het lot van een mens wordt bepaald, staat van tevoren niet vast. Toeval en gebeurtenissen brengen ons elders in een ruimte, in een tijd of op een weg. In de tijd van kansberekening is de onbeslisbaarheid van het menselijke lot ondraaglijker dan ooit.
Ook de Bijbel houdt zich bezig met het lot van individuen en volkeren. In raadselachtige verhalen en vooral gedichten over de belangrijkste zaken des levens worden de lijnen gemarkeerd tussen geluk en ongeluk. Wat een gelukkig mens is, wordt in de eerste psalm dichterlijk beschreven:
Hij is als een boom,
geworteld aan stromend water
die elk seizoen opnieuw vrucht draagt;
nooit zullen zijn bladeren verdorren
alles wat hij doet brengt hij tot een goed einde.
Maar ongelukkig zullen de bozen zijn:
zij lijken op kaf,
opgejaagd door de wind.
Het kerstverhaal van Maartje
Afshin Ellian
Prof. mr. dr. Afshin Ellian (Teheran, 1966) is hoogleraar encyclopedie van de rechtswetenschap en wetenschappelijk directeur van het Instituut voor Metajuridica aan de rechtenfaculteit van de Universiteit Leiden. Hij schrijft wekelijks onder meer over de idealen en vrijheden van de westerse cultuur.
De gelukkige mens is dus geworteld aan stromend water. Gelukkig is de mens die altijd en onder alle omstandigheden het goede voortbrengt. Dit schrift is geen politieke analyse, het is evenmin een beleidsadvies hoe een overheidsbeleid kan worden gevormd. Dit is een echt kerstverhaal. Maartje, zo heette zij.
In 2004 was Maartje 14 jaar oud. Zij was ongeneeslijk ziek. De artsen hadden haar verteld dat de dreiging van de dood zich nu definitief ging verwerkelijken. In de laatste herfst van haar leven schrijft zij een brief, een ongewone brief aan de minister voor Vreemdelingenbeleid en Integratie Rita Verdonk. Daarin schrijft zij dat zij binnenkort doodgaat, maar daardoor komt haar plek vrij. Inderdaad neemt ieder mens een bepaalde ruimte in en wanneer die ruimte is gekoppeld aan een staat of een samenleving, krijgt die specifiek gevulde ruimte een bredere betekenis dan een fysieke ruimte. Een voorbeeld: zij studeerde en dat is minstens een fysieke, financiële en educatieve ruimte. En wanneer zij 18 jaar zou worden, zal zij een vergelijkbare ruimte innemen aan de universiteit. Maar zij zal dit alles niet meemaken: haar plek komt vrij.
‘Geef mijn plek aan Derakshan’
Wat moest de minister voor Vreemdelingenbeleid met een vrijgekomen plek doen? Hiervoor had Maartje een bijzonder voorstel. Haar hartvriendin heet Derakshan. Derakshan betekent ‘schitterend’ of ‘wat licht geeft’. Zij ontvluchtte vijf jaar eerder Afghanistan tijdens de heerschappij van het Taliban-al-Qa’ida-regiem. Maar in 2004 hadden zij en haar familie te horen gekregen dat zij naar Afghanistan moeten terugkeren.
De ene mens die de dreiging van de dood niet kan overleven, hoopt de andere te helpen, om die dreiging (vermoord te worden door de Taliban) te ontkomen. We laten even Maartje zelf aan het woord: ‘Derakshan zou mijn plaats kunnen innemen als ik er niet meer ben. Ik wilde altijd arts worden, dus dat kan zij dan in mijn plaats doen.’ Rita ging Maartje bezoeken en zij legde haar, ondanks haar sympathie voor dit verzoek, uit hoe het systeem werkt: ‘Maar we hebben ook wetten in Nederland. Derakshan is hier veilig geweest een aantal jaren en zij kan nu terug naar Afghanistan.’ Een paar maanden later stierf Maartje.
Angst om vergeten te worden
Haar moeder vertelde aan de Volkskrant dat zij vlak voor haar dood over haar angst had gesproken. Angst voor de dood? Nee, zij was bang ‘dat niemand ooit nog haar naam zou noemen en dat alles wat ze had gezegd en had gedaan door de tijd zou worden uitgewist’. Dit is de meest authentieke angst van de mens waardoor mensen ooit een polis (een stad, een maatschappelijke ordening) hebben opgericht. Niet voor niets is het monument voor de onbekende soldaat uitgevonden.
Dat andere meisje was nooit op school geweest, omdat de Taliban het niet goed vonden. Derakshan was elf jaar oud, toen zij met haar familie naar Nederland kwam. In het asielzoekerscentrum in Driebergen kon zij alleen haar naam schrijven. De volgende minister voor Vreemdelingzaken gaf aan Derakshan een verblijfsvergunning. Zij mocht dus in Nederland verblijven. Indertijd droeg zij een hoofddoek.
Derakshan is oncoloog geworden
Derakshan vatte haar eigen lot op als een voortzetting van het droevige noodlot van Maartje: ‘Ik heb onbewust geprobeerd taken van Maartje over te nemen na haar dood, een soort nieuwe dochter te worden. Mijn ouders hebben me daarin heel erg gestimuleerd. Vrienden zeiden me dat ze niet wisten wat ze tegen haar moeder moesten zeggen. Konden ze haar nog wel aan Maartje herinneren? Was dat niet te pijnlijk? Begrijpelijk. Dan is wegkijken het makkelijkste.’ Zij is nu een afgestudeerde arts, een oncoloog in het Antoni van Leeuwenhoek-ziekenhuis. Al lang draagt zij geen hoofddoek meer. Toen ze op 5 vwo zat, maakte zij haar vader duidelijk dat zij geen hoofddoek wil dragen. Haar vader legde zich daarbij neer. Geen burgeroorlog om een waardeloze hoofddoek.
Derakshan schittert als een Nederlandse burger: ‘Wat zij voor mij wilde doen was zo groots, dat kan ik haar nooit meer terugbetalen. Ik leef mijn geluk in haar naam.’
Om met psalmist te spreken, lijkt Maartje niet op kaf dat door de wind wordt opgejaagd. Zij lijkt op een boom, geworteld aan stromend water. Nooit zullen haar bladeren verdorren. Haar plek is niet leeg in onze wereld.
Een kerstverhaal over Maartje en Derakshan: hoe het noodlot van de ene mens in het lot van de ander wordt verweven!
Ik wens jullie allen fijne kerstdagen toe.