Op Prinsjesdag leek er nog geen vuiltje aan de lucht. Met miljarden in kas dachten de ministers ontspannen aan de tweede helft van de kabinetsperiode te kunnen beginnen. Hier en daar met wat geld strooien en de verkiezingscampagnes kunnen beginnen.
Dat is vies tegengevallen. De Glazen Koets stond nog maar net geparkeerd in de Koninklijke Stallen, of het volk kwam in opstand. Het Malieveld stroomde vol. Eerst met boeren, toen met grondwerkers, vervolgens met leraren en komende week met ziekenhuispersoneel.
Alsof ze ruiken dat het kabinet bulkt van het geld. Nederlanders zijn bij een economische crisis graag bereid de broekriem wat aan te halen, maar als er geld wordt uitgedeeld, zijn ze er als de kippen bij en is het nooit genoeg.
Vroeger kanaliseerden de organisaties van werknemers het ongenoegen
Wat zich wreekt, is dat het veelbezongen poldermodel hapert. Vroeger kanaliseerden de organisaties van werknemers en werkgevers het ongenoegen. Op landelijk niveau maakten die afspraken met het kabinet en met elkaar, bij voorkeur na moeizame onderhandelingen – al of niet gespeeld – waarna iedereen overging tot de orde van de dag.
Maar noch bij de boeren, noch bij de leraren, noch bij de grondwerkers en noch bij de verpleegkundigen werkt dat nog. De vakbonden worden gepasseerd door spontaan opgezette actiegroepen. Bij de Land- en Tuinbouworganisatie idem dito. Grondwerkers hebben los van hun organisatie hardere acties aangekondigd. Met Facebook als bindmiddel.
En de werkgevers? VNO-NCW heeft haar hand overspeeld met de dividendbelasting en likt nu haar wonden. In Den Haag zijn de werkgevers even niet welkom.