Waar de overheid faalt, bloeit de coronasneltest

De ademtests geven sneller een uitslag dan de gangbare PCR-tests. Foto: Rob Engelaar/ANP

De commerciële coronatesten lagen van meet af aan onder vuur. De overheid zou de opkomst juist moeten toejuichen, schrijft Marijn Jongsma.

Marijn Jongsma

Marijn Jongsma (1969) is economisch redacteur bij Elsevier Weekblad. Hij blogt wekelijks over financieel- en macro-economische onderwerpen.

Test, test, test. Dat was medio maart de ‘simpele boodschap’ van de Wereldgezondheidsorganisatie voor ‘alle landen’.

Testen en besmette personen isoleren, leek de enige snelle uitweg uit de coronacrisis. Ook het Nederlandse kabinet nam deze mantra over.

Testproces duurt nog steeds dagen

Dat het de publieke gezondheidsorganisatie GGD niet gelukt is om de capaciteit tijdig ‘op te schalen’, is inmiddels genoegzaam bekend. Afgelopen vrijdag meldde de koepelorganisatie van GGD’s (GGD GHOR Nederland) dat alle regio’s nu binnen 24 uur kunnen testen. Dat is voor het eerst in maanden. Maar de uitslag laat vaak nog meer dan 48 uur op zich wachten.

Het doel van ‘2 x 24’ (binnen 24 uur onderzoek, binnen 24 uur uitslag) is dus nog niet gehaald. Dat is de voorwaarde die CDA-minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid heeft gesteld aan het testen van mensen zonder klachten, maar die op grond van beroep of bron- en contactonderzoek een hoger risico lopen.

Werkgevers stappen naar commerciële bureaus

Voor werkgevers met geen of beperkte mogelijkheden tot thuiswerken, is het gebrek aan testcapaciteit een crime. Een werknemer met klachten of een verhoogd risico moet eerst een dag wachten op de test, en dan nog eens twee dagen op de uitslag. Al die tijd zal hij niet op het werk verschijnen om besmetting van collega’s of klanten te voorkomen. Een ander gevaar is dat werknemers klachten onder de pet houden omdat ze hun werkgever niet willen belasten.

Commerciële testbureaus springen in dit gat. En wel met sneltests waarvan sommige binnen 15 minuten een uitslag geven. Die testen kosten natuurlijk geld, maar die bedragen vallen in het niet bij het verlies aan werkuren bij de GGD-route.

Ten strijde tegen de sneltest

Je zou je kunnen voorstellen dat de GGD blij is met wat hulp uit commerciële hoek. Daar lijkt het vooralsnog niet op. Onder leiding van oud-politicus André Rouvoet (ChristenUnie) trekt de organisatie al weken ten strijde tegen de sneltest.

Een van de kritiekpunten: positieve uitslagen (besmetting) worden door commerciële testers niet altijd gemeld, al zijn ze dat wel verplicht. Daardoor worden de nationale cijfers van het  RIVM onvolledig en onbetrouwbaar. Een woordvoerder van GGD Hollands Midden zegt zelfs dat de volksgezondheid hierdoor in gevaar komt.

Een merkwaardige redenering. Zullen we ons maar niet commercieel laten testen omdat de uitslag mogelijk niet in de statistieken komt? Dat lijkt een gevaarlijker ontwikkeling dan onvolledige cijfers. Bovendien zeggen die cijfers toch al niet alles. Hoeveel mensen lopen er niet rond met het virus zonder het zelf te weten?

Verwarring over betrouwbaarheid testen

Het enige wat echt belangrijk is, is of de commerciële test zelf deugt. Wie onterecht als gezond uit de test komt, gaat niet in quarantaine, terwijl dat wel zou moeten. Onvolwaardige testen kunnen zorgen voor schijnzekerheid en daarmee de risico’s vergroten.

De commerciële testen zijn andere dan die de GGD gebruikt, en ze zijn volgens het RIVM niet allemaal betrouwbaar. Maar wat als de test wel is goedgekeurd door de Nederlandse autoriteiten? GGD Hollands Midden vat de verwarring op de eigen website goed samen in de volgende zin: ‘De uitslagen van deze testen zijn volgens het RIVM niet altijd te vertrouwen, zelfs als de sneltest die zo’n bedrijf gebruikt wel door het RIVM gevalideerd is.’ Maar: ‘Er zijn ook bedrijven die de regels voor het testen met sneltesten wel goed volgen.’

Om de chaos compleet te maken: EW schreef eerder over sneltesten die in Nederland nog wachten op goedkeuring, terwijl Franse en Duitse toezichthouders al groen licht hebben gegeven.

Tijd voor wat helderheid

De situatie is nu dus als volgt. De officiële GGD-teststraten kunnen de toeloop niet aan. Hugo de Jonge heeft daar niet direct controle op, het gaat om 25 GGD’s die onder verantwoordelijkheid van de veiligheidsregio’s vallen. Commerciële testers springen bij. Vervolgens waarschuwt de GGD voor de gevaren van deze partijen, die weer onder toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg staan. En o ja, de testen worden door het RIVM gekeurd.

Nuchter beschouwd ligt de oplossing voor de hand. Laat de Inspectie en het RIVM er nauw op toezien dat de gebruikte sneltests deugen. Het belangrijkste is dat de negatieve uitslag (geen virus) klopt, bij een positieve uitslag kan er altijd nog een tweede test bij de GGD volgen. Op die manier wordt deze organisatie hoe dan ook ontlast.

De testjungle is een wijze les voor de overheid

Hoog tijd dus om de commerciële testers te omarmen in plaats van ze weg te zetten als handige jongens. ‘Deze bedrijven doen dit om winst te maken,’ schrijft GGD Midden Nederland onder het kopje ‘Waarschuwing voor commerciële coronatesten’. Maar er is geen reden om aan te nemen dat overheidsorganisaties deze taken beter kunnen uitoefenen dan commerciële partijen, mits ze aan bepaalde voorwaarden voldoen.

Dat de GGD niet aan de verwachtingen heeft kunnen voldoen, is deels het gevolg van bezuinigingen die de organisatie jarenlang voor de kiezen kreeg. De testjungle die hierdoor is ontstaan, is voor de overheid een wijze les. Of je kiest voor een stevige organisatie die pieken in de vraag aankan, of je besteedt het uit aan de markt, waarbij de staat toeziet op de kwaliteit. Het huidige model is vlees noch vis.