Progressief Amerika gaat verkiezingen niet winnen

Senaatskandidaten in Wisconsin. Republikein Ron Johnson en zijn Democratische tegenstrever Mandela Barnes. Foto: ANP

Vier jaar geleden waren de tussentijdse verkiezingen in de Verenigde Staten een zegetocht voor progressieve Democraten. Nu worstelen juist die kandidaten en doen zij de Democraten meer kwaad dan goed, schrijft Victor Pak.

Victor Pak (1995) is redacteur bij EW. Wekelijks op zaterdag blogt hij over wat er speelt in de Amerikaanse politiek.

Alexandria Ocasio-Cortez, Bernie Sanders en Elizabeth Warren. Vier jaar geleden presenteerden zij zich als kopstukken van de Democratische Partij. Die partij won de tussentijdse verkiezingen van 2018 en de winst werd vooral op hun conto geschreven. Het progressieve gedachtegoed trok de partij naar links. Als een wetmatigheid werd gepredikt dat een linksere Democratische Partij garant zou staan voor winst bij de komende verkiezingen.

Democraten verloren vaak door te progressieve plannen

Dat de eigen achterban twee jaar later de gematigde Joe Biden nomineerde in plaats van Bernie Sanders, viel tegen, maar Biden kreeg een stevig links verkiezingsprogramma mee vanuit de partij. Een onmiskenbaar teken van de nieuwe progressieve signatuur.

Bij de verkiezingen van 2020 leverde dat niet helemaal de gewenste winst op. Biden won natuurlijk het presidentschap, in de Senaat liep het uit op een gelijkspel, maar in het Huis van Afgevaardigden verloren de Democraten kostbare zetels aan de Republikeinen.

Dertien zetels raakten ze kwijt. Vaak doordat kandidaten te progressief waren. Het korten van het politiebudget, gratis gezondheidszorg en dure klimaatplannen slaan niet overal aan.

Amerikanen willen helemaal niet korten op de politie

Progressieve Democraten zouden hun lesje moeten hebben geleerd. Neem de beruchte leus ‘Defund the Police’ – kort de politie. Een typisch progressief plan dat kiezers afschrikt. Criminaliteit is voor veel Amerikanen een van de grootste kopzorgen. Toch blijven veel progressieve kandidaten de leus herhalen op menige campagnebijeenkomst.

Het is niet zonder reden dat president Biden vaak zegt dat hij voor méér geld voor de politie is. Zelfs in de progressieve stad New York werd een voormalig politieagent als burgemeester verkozen dankzij zijn plannen om de stad veiliger te maken. Gematigde Democraten proberen zich af te zetten tegen hun radicale partijgenoten.

Tijdens de voorverkiezingen in de partij lukte dat grotendeels. Veel progressieve uitdagers legden het af tegen gematigde Democraten. Toch vinden veel kiezers bij cruciale verkiezingen de partij nog te progressief.

Ook dit jaar kosten te progressieve Democraten hun partij zetels

Voor Republikeinen zijn de radicale plannen van Democraten een uitstekend campagnemiddel. Neem de staat Wisconsin. Zittend Republikeins Senator Ron Johnson is daar uiterst kwetsbaar wegens zijn nauwe banden met Donald Trump. Wisconsin koos in 2020 voor Joe Biden. De Democraten waren alleen zo naïef om een uiterst progressieve Democraat te nomineren om het tegen Johnson op te nemen.

Tot en met september ging die Democraat, Mandela Barnes, gelijk op met Johnson in de peilingen. Daarna spendeerde Johnson miljoenen aan spotjes om Barnes als een softe goedzak voor criminelen neer te zetten.

Daarvoor is genoeg bewijs. Barnes zei nooit letterlijk ‘Defund the Police’, maar steunde verkapte bezuinigingen op de politiebegroting en juichte op sociale media oproepen toe om de grenspolitie af te schaffen. Dankzij de spotjes heeft Republikein Johnson inmiddels een stabiele voorsprong opgebouwd in de peilingen voor de verkiezingen op 8 november. Zo maken de radicale progressieve plannen de Democraten kwetsbaar, ten koste van belangrijke stemmen.