Financieel commentatoren die wij lezen, besteden vaak aandacht aan zwakte in de verwerkende industrie, omdat dit vaak als signaal wordt gezien dat de bredere economie in moeilijkheden verkeert. In sommige gevallen zijn we het daarmee eens – teleurstellende cijfers vanuit fabrieken kunnen inderdaad wijzen op een kwakkelende economie. Maar dit is geen vaststaand feit, omdat de situatie in de dienstensector heel anders kan zijn. Fisher Investments Nederland gelooft dat het voor beleggers de moeite waard is om inzicht te krijgen in de impact van de industriële sector en de dienstensector op de economische output. Dat kan namelijk fungeren als maatstaf voor het analyseren van economische cijfers.
De reden dat de industriële productie zo veel aandacht krijgt, ligt waarschijnlijk bij het historische belang ervan in Europa. Neem bijvoorbeeld Duitsland, dat nog altijd bekend staat als een industriële grootmacht. Tijdens de industriële revolutie doken er halverwege de 19e eeuw overal in het land fabrieken als paddenstoelen uit de grond, en meer dan een eeuw lang draaide de Duitse industrie op volle toeren voor de aanleg van spoorwegen, metaalverwerking en mijnbouw.[i] Fisher Investments Nederland constateert dat deze reputatie nog altijd voortleeft in de financiële media: Duitsland staat nog steeds bekend om zijn auto-industrie en chemiesector. Ook het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk kunnen terugkijken op een indrukwekkend industrieel erfgoed, aangezien beide landen een bloeiende industrie hadden na de Tweede Wereldoorlog (en daarnaast wordt er in de academische wereld vaak beargumenteerd dat de Industriële Revolutie zijn oorsprong vond in het VK). Fisher Investments Nederland heeft ontdekt dat industriële productie in het verleden van levensbelang was voor verschillende Europese landen – bijvoorbeeld om hun krijgsmacht op te bouwen – dus regeringen hadden er baat bij de productiecapaciteit en de productiviteit op peil te houden. De historische positie van de industrie als de ruggengraat van de Europese economie is hoogstwaarschijnlijk dan ook de reden waarom veel mensen de barometers voor de industriële productie zo nauwlettend in de gaten houden.
Bovendien is de industriële productie vrij eenvoudig te kwantificeren, omdat er simpelweg geteld kan worden hoeveel concrete, fysieke eenheden er uit een fabriek rollen. De output van de dienstensector is daarentegen vaak een stuk abstracter. Het is bijvoorbeeld erg lastig om de output van een wiskundehoogleraar, verpleegkundige of software-productmanager te kwantificeren – statistiekbureaus zoeken nog steeds naar manieren om gegevens uit de dienstensector zodanig vast te leggen dat ze onderling vergelijkbaar zijn.[ii] Wat Fisher Investments Nederland betreft is dit nóg een oorzaak van de beperktere gegevensdekking van de dienstensector.
Uit de harde cijfers blijkt echter dat het grootste deel van de economische output in Europa terug te voeren is op de dienstensector. Hoewel de industriële productievolumes – bijv. het totale aantal geproduceerde auto’s of bij fabrieken geplaatste orders – in de grootste ontwikkelde economieën van de wereld sinds de Tweede Wereldoorlog in de regel samen zijn opgeklommen met het bruto binnenlands product (bbp, een door de overheid berekende raming van de economische productie), is het aandeel van deze sector in de totale economische output gestaag afgenomen.[iii] Kijk bijvoorbeeld naar het Verenigd Koninkrijk. In 1960 was de industriële productie goed voor 36% van het Britse bbp – een record.[iv] Maar in 2021 (de meest recente cijfers) lag dat aandeel op een magere 9%.[v] Ook in Frankrijk was de industriële productie in 2021 goed voor zo’n 9% van het bbp, waar dat in 1960 nog 23% was.[vi] Hetzelfde verhaal in Duitsland. Bij de hereniging in 1991 was 25% van het bbp te herleiden naar de verwerkende industrie. In 2021 was dat gezakt naar 19%.[vii]
Bovendien geldt dit fenomeen niet alleen maar voor Europa. Richten we onze blik bijvoorbeeld op de Verenigde Staten – ook bekend om hun florerende industrie na WOII –, zien we dat de industriële productie in 1953 piekte op 28% van het bbp.[viii] In 2021 is dat aandeel geslonken tot een veel magerder 11%.[ix] Het aandeel van de Japanse industrie in het bbp zakte van 37% in 1970 naar 20% in 2020.[x] Uit het onderzoek van Fisher Investments Nederland naar de economische geschiedenis blijkt dat de grootschalige verschuiving naar de dienstensector waarschijnlijk terug te voeren is op de grote technologische vooruitgang rond het midden van de 20e eeuw. Naarmate de industriële productie steeds meer geautomatiseerd werd, zo ontdekte Fisher Investments Nederland, verschoof een groot deel van de werkgelegenheid van de industrie naar sectoren zoals de detailhandel, technologie, farmaceutica, onderwijs, de financiële sector en andere niet-industriële sectoren. Inmiddels is de dienstensector onbetwist dominant in verschillende van de grootste economieën van Europa. Het Verenigd Koninkrijk heeft zich bijvoorbeeld ontwikkeld tot een wereldwijd knooppunt voor de financiële dienstverlening, Frankrijk en Duitsland zitten vol innovatieve pioniers uit de medische technologie, en Italië en Spanje hebben florerende toerismesectoren.
Hierom is het belangrijk dat beleggers inzien dat de industriële productie niet de enige factor is die bepaalt hoe de brede economie zich ontwikkelt, vindt Fisher Investments Nederland. In onze ogen bieden cijfers uit de industrie dus maar een beperkt inzicht in de economische trends. Dit inzicht is een uitstekende eerste stap op weg naar het begrijpen van de bredere economische omstandigheden – zeker als de financiële media iets heel anders zeggen. Bij Fisher Investments Nederland twijfelen we er niet aan: een nauwkeurig beeld van de economische werkelijkheid is doorslaggevend bij het nemen van beleggingsbeslissingen. Zo verwezen een aantal financieel commentatoren naar de zwakke inkoopmanagersindexen (PMI’s) voor de industrie – die tussen halverwege 2022 tot mei 2023 op een krimp stonden – als bewijs dat de eurozone met een recessie kampte.[xi] Hoewel het bbp van de eurozone in het vierde kwartaal van 2022 en het eerste kwartaal van 2023 inderdaad kromp – een veelgeciteerd criterium van een recessie – vinden wij het te ver gaan om te stellen dat de hele eurozone in een economische neergang verkeert: 16 van de 20 eurolanden maakten in de afgelopen twee kwartalen juist een groei door.[xii] In onze analyse hebben we ontdekt dat die groei voor een groot deel te danken is aan een veerkrachtige expansie van de dienstensector.
Fisher Investments Nederland wil de industriële productie of haar rol in de wereldeconomie niet bagatelliseren. Maar wat ons betreft zeggen de trends in de dienstensector veel meer over de economische omstandigheden in ontwikkelde economieën. Dus als u economische cijfers meeweegt in uw toekomstige beleggingsbeslissingen, houd dan voortaan ook in uw achterhoofd dat de industrie een relatief beperkte rol speelt in Europa en de wereldeconomie. Diensten zijn de belangrijkste drijfveer achter economieën – en hoogstwaarschijnlijk blijft dat voorlopig ook zo.
Volg ons op social media voor de laatste marktontwikkelingen en updates van Fisher Investments Nederland:
Fisher Investments Nederland is de handelsnaam die wordt gebruikt door de vestiging van Fisher Investments Luxembourg, Sàrl in Nederland (“Fisher Investments Nederland”). Fisher Investments Luxembourg, Sàrl is een in Luxemburg geregistreerde besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (ondernemingsnummer: B228486) wat ook handelt onder de naam Fisher Investments Europe (“”Fisher Investments Europe””). Fisher Investments Europe staat onder toezicht van de CSSF. Statutaire zetel Fisher Investments Europe: K2 Building, Forte 1, Third Floor, 2a rue Albert Borschette, L-1246 Luxembourg. Fisher Investments Europe besteedt sommige aspecten van het dagelijkse beleggingsadvies, portefeuillebeheer en portefeuillehandelingen uit aan gelieerde ondernemingen.
Dit document bevat de algemene visie van Fisher Investments Europe en dient niet te worden beschouwd als persoonlijk beleggings- of belastingadvies of een afspiegeling van de prestaties van cliënten. Er wordt niet gegarandeerd dat Fisher Investments Europe deze visie zal handhaven. Deze kan immers veranderen op grond van nieuwe informatie, analyses of heroverweging. Niets in dit document is als aanbeveling of prognose van marktomstandigheden bedoeld. Het is eerder bedoeld om een standpunt weer te geven. De huidige en toekomstige markten kunnen sterk afwijken van de hier geschetste scenario’s. Bovendien worden geen garanties gegeven met betrekking tot de nauwkeurigheid van eventuele aannames gemaakt in illustraties in dit document.
[i] ‘From Old Regime to Industrial State: A History of German Industrialization From the Eighteenth Century to World War I’, Richard H. Tilly, Michael Kopsidis en Simone A. Wegge. Geraadpleegd via Economic History Association Book Review, september 2022.
[ii] “How Government Statistics Adjust for Potential Biases from Quality Change and New Goods in an Age of Digital Technologies: A View from the Trenches”, Erica L. Groshen, Brian C. Moyer, Ana M. Aizcorbe, Ralph Bradley en David M. Friedman, Journal of Economic Perspectives, voorjaar 2017. Geraadpleegd via Google Books.
[iii] Bron: Destatis, het Office for National Statistics en het US Bureau of Economic Analysis, per 24-5-2023. Percentage toegevoegde waarde productiesector en bbp in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, 1970 t/m 2021. Het bbp (bruto binnenlands product) is een door de overheid berekende raming van de economische productie.
[iv] Bron: De Wereldbank, per 24-5-2023. Toegevoegde waarde Britse productiesector als percentage van het Britse bbp, 1960.
[v] Bron: De Wereldbank, per 24-5-2023. Toegevoegde waarde Britse productiesector als percentage van het Britse bbp, 2021.
[vi] Bron: De Wereldbank, per 24-5-2023. Toegevoegde waarde Franse productiesector als percentage van het Franse bbp, 1960.
[vii] Bron: De Wereldbank, per 24-5-2023. Toegevoegde waarde productiesector als percentage van het Duitse bbp, 1991 t/m 2021.
[viii] Bron: US Bureau of Economic Analysis, per 24-5-2023. Percentage toegevoegde waarde productiesector en het bbp in de Verenigde Staten, 1947 t/m 2021.
[ix] Ibid.
[x] Bron: Japanse ministerie van landbouw, infrastructuur, transport en toerisme en de Wereldbank, per 24-5-2023. Toegevoegde waarde Japanse productiesector als percentage van het Japanse bbp, 1970 t/m 2020.
[xi] Bron: FactSet, per 13-6-2023. PMI (industrie) voor de eurozone, S&P Global, juli 2022 t/m mei 2023. PMI’s zijn maandelijkse enquêtes onder bedrijven, waarbij een stand boven de 50 erop wijst dat een meerderheid een groei heeft doorgemaakt en een waarde van lager dan 50 een krimp impliceert.
[xii] Bron: Eurostat, per 9-6-2023.