De participatiesamenleving is in Nederland niet een na te streven heilstaat. Het begrip doelt eerder op een ontwikkeling die al langer gaande is in ons land.
Dat zei premier Mark Rutte (VVD) woensdag in een debat in de Tweede Kamer.
Verzorgingsstaat
De ChristenUnie had het debat aangevraagd omdat Rutte nu eindelijk eens goed moest uitleggen wat koning Willem-Alexander bedoelde toen hij het woord in de troonrede noemde. De koning zei toen dat de klassieke verzorgingsstaat op den duur zal worden ingeruild voor een participatiesamenleving.
‘Mensen zijn hoger opgeleid, mobieler en mondiger dan vroeger en vormen, mede door de invloed van internet en sociale media, op een andere manier sociale verbanden,’ zei Rutte.
Initiatief
Het ‘probleemoplossend vermogen’ van de samenleving wordt volgens de premier groter. ‘Al die kleinere initiatieven bij elkaar, waarbij mensen bijdragen naar vermogen kun je de participatiesamenleving noemen’.
Volgens Rutte is het de vraag hoe de overheid en de politiek op die ontwikkeling moeten reageren. Hier bestaat in de ogen van de premier niet echt een handboek voor.
Concreet
Maar een deel van de Kamer vindt de woorden van Rutte nog altijd te vaag. ChristenUnieleider Arie Slob riep het kabinet op bij het overhevelen van zorgtaken van het Rijk naar gemeenten het begrip participatiesamenleving verder concreet in te vullen en daarbij speciaal aandacht te geven aan de mantelzorg en vrijwilligerswerk. PvdA, GroenLinks en SGP steunden die oproep.
PvdA-leider Diederik Samsom onderstreepte dat de overheid in de participatiesamenleving ‘niet per definitie kleiner wordt’. ‘Maar wel anders, minder dwingend, minder lomp en minder bureaucratisch.’